Floor, Tinka |Nasleep

Tinka Floor heeft met Nasleep een lijvige roman geschreven. Een verhaal met verschillende lijnen en hoofdpersonages. Floris, een vijftienjarige jongen, die op zoek gaat naar zijn verbannen vader, een gewelddadige man die iedereen de stuipen op het lijf joeg, alleen al door er te zijn. Floris’ zoektocht naar zijn vader is eigenlijk ook een zoektocht naar zichzelf.

Daarnaast is er Marthe, zijn moeder, jarenlang door Alexander misbruikt en geïsoleerd van haar familie en vrienden. Ook zij is in feite op zoek naar wie ze nu eigenlijk is, hoe ze haar leven verder wil leiden. Stof genoeg voor een meeslepend verhaal. En op bepaalde momenten word je in Nasleep ook meegenomen, word je geraakt door het leed van Marthe, de vragen van Floris, de gruwelijke omstandigheden van Line en de wederwaardigheden van de vele andere personages die een rol spelen in dit boek.

En daar ligt, wat mij betreft, meteen de zwakte van het verhaal: het is te veel. In de beperking toont zich de meester, is een bekende uitspraak en die had Floor ter harte moeten nemen. Er zijn te veel lijnen en lijntjes, belangrijke en minder belangrijke personages om echt helemaal in het verhaal te komen. Jammer, want de Marthe en Floris zijn boeiende figuren die een afgerond verhaal verdienen! De uitgebreide lijst met personen en de verschillende stambomen waren op zich een goede toevoeging, maar niet voldoende helpend om echt zicht te houden op wie nu wie was en wie bij wie hoorde.

Floor heeft het verhaal in een middeleeuws aandoend decor geplaatst, maar wijkt in haar taalgebruik nog wel eens af van wat bij deze periode passend is, wat tot enige vervreemding leidt. De manier waarop gedachten en gesproken tekst naast elkaar stonden en soms in elkaar overliepen maakte het lezen er niet gemakkelijker op en riep soms zelfs enige irritatie bij mij op, evenals de letterlijke herhalingen die te vaak voorkwamen. Schrijven is schrappen is ook zo’n bekende uitspraak en schrappen had hier tot een beter verhaal kunnen leiden.

Aan fantasie ontbreekt het Tinka Floor niet, ze is zeker in staat een boeiend verhaal te schrijven, maar met Nasleep is ze daar, wat mij betreft,  maar ten dele in geslaagd. Ik ben benieuwd naar een volgend, korter, verhaal.

De bijenhouder van Aleppo | Leferti, Christy

Vluchtelingen. Mensensmokkelaars. Omgeslagen bootjes. Opvangkampen op Lesbos. Overvolle asielzoekerscentra. We horen en lezen er dagelijks over. In De bijenhouder van Aleppo geeft Christy Lefteri een gezicht aan de anonieme vluchtelingen in de personages van Nuri en Afra uit Syrië. Een schokkend verhaal van oorlogsleed, eindeloos wachten, misbruik, slopende bureaucratie, verlies en eenzaamheid. De bijenhouder van Aleppo is echter ook een verhaal van hoop en overlevingsdrang!

Ooit waren Nuri, Afra en hun zoon Sami gelukkig in hun geboorteland. Samen met zijn neef Mustafa had Nuri een imkerij waar hij zich met hart en ziel voor inzette. Afra was een gewaardeerd schilderes en verkocht haar werk in de bazaar. De burgeroorlog maakte daar echter wreed een einde aan. Dan lijkt vertrekken nog de enige mogelijkheid, maar tijdens een bombardement komt Sami om het leven en raakt Afra haar gezichtsvermogen kwijt waardoor Afra niet weg wil.

Pas als Nuri gedwongen wordt om mee te vechten, geeft ze toe en begint de lange reis naar Engeland waar Mustafa inmiddels al is. Nuri en Afra zijn vluchteling geworden. Erger is misschien nog dat de verbondenheid die hun relatie kenmerkte weg lijkt te zijn. Afra leeft in het donker en trekt zich steeds meer in zichzelf terug. Nuri leeft in zijn angsten en verdriet en vlucht in een schijnwereld. Kunnen ze elkaar nog bereiken?

Lefteri verstaat de kunst een intens schrijnend verhaal te vertellen op een wijze die zowel schokt als ontroert. Haar taalgebruik is prachtig! Heden en verleden zijn op natuurlijke wijze met elkaar verweven en stukje bij beetje ontvouwt het leven van toen en nu van Nuri en Afra zich. Lefteri verbloemt de harde realiteit niet, maar zorgt er temidden van alle ellende voor dat wanhoop niet het laatste woord krijgt. Ondanks alles houden Nuri en Afra hoop op een toekomst waarin de bijen weer zullen zoemen en hun honing maken. Die hoop is niet goedkoop, Nuri en Afra strijden ieder tegen hun eigen demonen, maar ze laten elkaar en een toekomst samen uiteindelijk niet los. Liefde en trouw en geloof in een betere toekomst blijken, tegen alles in, te overwinnen.

Wie ooit gedacht heeft dat vluchtelingen huis en haard misschien wel erg makkelijk verlaten om ergens een beter leven te vinden, wordt in De bijenhouder van Aleppo wel uit de droom geholpen. Vluchten en alles wat je ooit had loslaten is intens zwaar en vereist ongelooflijk veel moed.

Lefteri heeft een prachtig boek geschreven en ik hoop dat het door velen gelezen zal worden!

Rood, Lydia | Turkenliefje

Bij een roman waarin slavernij één van de thema’s is, denk je niet meteen aan christelijke Nederlanders (en andere Europeanen) in Noord-Afrika. In Turkenliefje brengt Lydia Rood hen voor het voetlicht. Een voor mij onbekend stukje geschiedenis kwam tot leven. Geïnspireerd op de memoires van Cornelis Stout, opgenomen in Christenslaven van Laura van den Broek en Maaike Jacobs, vertelt Rood het verhaal van de familie Stout vanuit het perspectief van dochter Jacomijn.

Twee periodes wisselen elkaar af in het verhaal. Aan de ene kant worden de belevenissen van de familie Stout op hun tocht naar Suriname, hun gevangenneming als het schip door kapers wordt overmeesterd en hun periode van slavernij in Algiers verteld.. Daarnaast krijg je een beeld van het leven van Jacomijn terug in Nederland dat zich jaren later afspeelt. Al tijdens de zeereis wordt Jacomijn verliefd op één van de kapers, Mahomet, en tijdens haar gevangenschap ontstaat er een echte relatie. Voorwaarde voor een huwelijk is dat Jacomijn het christelijk geloof vaarwel zegt en zich tot de islam bekeert. Haar vader wil dit echter koste wat het kost voorkomen.

Het komt uiteindelijk niet zo ver, want Jacomijn gaat terug naar Nederland. Ze vergeet haar grote liefde echter niet. Jaren later wordt ze door haar vader uitgehuwelijkt aan drukker Simon de Vries. In de ogen van haar vader is hij een betrouwbare echtgenoot en misschien wel de laatste kans voor Jacomijn om nog aan de man te komen. Jacomijn twijfelt, maar belooft haar stervende vader met Simon te trouwen. Het verleden en haar oude liefde blijken echter niet ver weg. Zeker als er ineens een zekere Dingenis van Veere, de Turk, een brief komt bezorgen die Jacomijn in grote tweestrijd brengt. Moet ze niet op zoek, terug naar Algiers, om uiteindelijk met Mahomet samen te zijn? Of kiest ze voor Simon en de geborgenheid die hij haar kan geven?

Lydia Rood geeft in Turkenliefje naast de romantische verwikkelingen in het leven van Jacomijn een uitgebreid beeld van de achttiende eeuw. Liefhebbers van historische romans komen zeker aan hun trekken als het gaat om inzicht in het leven in die tijd. Rood doet dat zeer genuanceerd. Zowel de Nederlandse samenleving als de Algerijnse wereld met slavenhouders heeft goede en minder goede kanten. Ook zijn er in beide landen goede en min of meer slechte mensen.  De hoeveelheid feitelijke informatie, hoewel zeer interessant, had echter wel als gevolg dat ik me minder goed kon identificeren met Jacomijn. Hierdoor liet ik me minder meenemen in het verhaal. De uitgebreide informatie maakte het verhaal soms wat stroperig. Ondanks dit minpuntje, heb ik Turkenliefje met plezier gelezen. Er viel genoeg te leren en waarderen! Een literatuurlijst en uitgebreide woordenlijst zijn een goede toevoeging!

Visser, Judith | Zondagskind

Judith Visser (1978) schrijft  een indrukwekkend boek: Zondagskind. De schrijfster kwam op volwassen leeftijd er eindelijk achter wat er aan de hand was met haar, ze heeft het syndroom van Asperger. Met een frisse blik, de nodige humor en met een ontroerende, soms scherpe pen blikt ze terug op haar jeugdjaren en wat deze vorm van autisme met haar deed en doet.

Op de een of andere manier doet Zondagskind sterk denken aan dat andere prachtboek, maar met een heel ander thema: Wees onzichtbaar van Murat Isik. In beide boeken gaat het over een klein kind op weg naar de volwassenheid. Beide boeken gaan over de zo bekende jaren ’80 en ’90 dat sterk herkenning oproept omdat de reeds genoemde auteurs dezelfde leeftijd hebben als ik. In beide literaire romans gaat het over de ups en downs in de ontwikkeling van kinderen en hoe die ontwikkeling sterk beïnvloed wordt door de cultuur, door de omstandigheden en gebeurtenissen, door gezin en vrienden, door dat wat in jou zit of wat jou overkomt. Overigens, en niet geheel onbelangrijk, is de titel Wees onzichtbaar ook vaak het levensmotto geweest van de hoofdpersoon in Zondagskind. Hoofdpersoon Jasmijn Vink probeert zich vaak onzichtbaar te maken voor de ‘boze buitenwereld’.

Zondagskind is een boek dat de lezer in het verhaal sleurt van begin tot eind. Jasmijn wordt je ziel ingetrokken. Voor de duur van 478 pagina’s is de lezer niet meer zichzelf, maar Jasmijn Vink. ‘Vragen ging niet, want ik kon niet praten met grote mensen.’ Het grote probleem van Jasmijn. Hoewel… ze praat wel met haar lieve hond en met Elvis Presley…Ze zeggen immers niets terug en dat is wel zo prettig. Jasmijn heeft autisme, maar ze weet het zelf nog niet. Ook haar ouders zien dat ze anders is dan andere kinderen, maar kunnen het nog niet duiden. Dat blijft in feite het hele boek door het geval. Dat zorgt uiteraard voor schrijnende situaties, maar deze zorgen ook voor het nodige vermaak. Zo kan het dus gebeuren dat het ene moment er een traan gelaten wordt door de lezer, het andere moment tovert deze een stralende glimlach tevoorschijn.

Jasmijn wordt voortdurend aangevallen door tal van prikkels die ze niet kan wegfilteren. Dit maakt haar verward, ziek en vermoeid. Wanneer dit besef ook enigszins indaalt bij de lezer, dan kan het niet anders of je krijgt een diep gevoel van respect voor de hoofdpersoon. Voor Judith. Voor zoveel andere kinderen, jongeren en volwassenen bij wie ditzelfde zich voordoet. Hiermee is het een ode aan mensen die autisme hebben of hooggevoelig zijn.

Mooi is het te lezen dat op de flaptekst staat: ‘met vallen en opkrabbelen leert Jasmijn hoe ze zich in sociale situaties staande kan houden.’ Dat is het exact: opkrabbelen. En niet opstaan. Dat duidt immers op een directe positieve (re)actie van Jasmijn in haar soms echt moeilijke situaties. Opkrabbelen gaat met enige moeite gepaard waarbij de kans om terug te vallen aanwezig is. Van medelijden is geen sprake bij de lezer, ik geloof dat de auteur dit ook niet zou willen. Wel respect en begrip kweken voor mensen met autisme. Daarin is Judith Visser glansrijk geslaagd!

 

 

Baay, Reggie | Het kind met de Japanse ogen

In ‘Het kind met de Japanse ogen’ ga je met Reggie Baay op reis naar Thailand en diverse eilanden van voormalig Nederlands Indië. Een zoektocht naar een deel van het leven van zijn ouders, waar hij nauwelijks iets van weet. Dit verleden heeft echter wel een enorme impact op hem en zijn broer gehad tijdens hun jeugd. Een verzwegen verleden, een veelheid aan geheimen waar nooit anders dan in bedekte termen over wordt gesproken, roept vragen op en maakt onzeker. De angst en pijn van zijn ouders was voelbaar , maar er werd niet gesproken, geen woorden aan gegeven.

Als beide ouders van Baay zijn overleden, treft hij bij het opruimen van hun spullen een schoenendoos aan. Daarin bevinden zich allerlei fotonegatieven, documenten en dagboeken. En dan is er ruimte voor een  zoektocht naar antwoorden. De locaties waar de foto’s genomen zijn, voeren hem naar diverse plaatsen in Thailand en Indonesië. Tijdens deze reis ontrafelt hij het verleden en tragische leven van zijn ouders en zijn broer,  het kind met de Japanse ogen.

Zijn vader is een zoon van een Indo-Europese vader en een Javaanse bijvrouw. In 1939 tekent hij als twintigjarige voor het Koninklijk Nederlands- Indisch Leger. Als in 1942 Nederlands Indië door de Japanners bezet wordt, gaat hij in krijgsgevangenschap en maakt de verschrikkingen aan de Birma-spoorlijn mee. Hij overleeft de vreselijke ontberingen en hoopt terug te keren naar zijn familie en de draad van zijn leven weer op te pakken. Tijdens een herstelperiode in Thailand blijkt van zijn plannen echter niets terecht te komen. De Nederlandse overheid is inmiddels  in conflict met Indonesische onafhankelijkheidsstrijders en dit neemt steeds gewelddadiger vormen aan. Militairen van het KNIL, in dienst van de Nederlandse overheid, worden ingezet tijdens de zogenaamde politionele acties en voor de vader van Baay en vele anderen betekent dit dat zij tegen hun eigen landgenoten moet vechten. De fotonegatieven uit de schoenendoos geven een beeld van deze ervaringen.

Ook Baays moeder heeft als meisje en jonge vrouw op Sulawesi veel ellende gezien en ervaren en trauma’s opgelopen tijdens de Japanse bezetting en onafhankelijkheidsoorlog.

Als in 1949 Indonesië onafhankelijk wordt, vertrekt het gezin Baay, vader, moeder en zoon, naar Nederland. Het verleden reist echter mee en zowel vader als moeder worden geteisterd door hun herinneringen en trauma’s. In ‘Het kind met de Japanse ogen’ geeft Baay een beeld van zijn jeugd die bepaald is door een vader die lijdt aan paniekaanvallen en nachtmerries en een moeder die soms letterlijk vastloopt in haar herinneringen.  Het feit dat de ogen van de oudere broer van Baay vanwege hun stand doen herinneren aan de ogen van de Japanners, maken het er niet gemakkelijker op: een dagelijkse herinnering aan degenen die hun alle ellende hebben aangedaan.

In ‘Het kind met de Japanse ogen’ reis je als lezer mee in een stukje koloniale geschiedenis, maar het laat  vooral zien wat deze geschiedenis voor mensen van vlees en bloed betekent. Het is verschrikkelijk wat vader Baay heeft meegemaakt onder de Japanners en hij is voor bijna onmogelijke dilemma’s geplaatst in de strijd tegen zijn eigen landgenoten. Fysiek zal de periode in krijgsgevangenschap wellicht het zwaarst zijn geweest, moreel gezien was de strijd tegen de vrijheidsstrijders waarschijnlijk nog veel zwaarder. Baay geeft inzicht in de rol die de Nederlandse overheid heeft gespeeld en de wijze waarop zij de Indo-Europese KNIL-militairen heeft gebruikt voor haar eigen belangen. Een bijdrage waarvan deze militairen de impact op hun persoonlijk leven hun hele leven hebben moeten meedragen. Een bijdrage die van de kant van de Nederlandse overheid en het Nederlandse publiek nauwelijks enige vorm van meeleven, laat staan waardering, heeft opgeleverd.

‘Het kind met de Japanse ogen’ is spannend en zet je aan het denken. Het gaat over een periode uit onze geschiedenis die niet  vergeten mag worden. Al was het maar vanwege de vele offers die destijds en soms levenslang gebracht moesten worden.

 

Bernart, Sandra | Ik zag Menno

Sandra Bernart debuteerde met dit fraai geschreven boek. Ik zag Menno is een tragikomisch verhaal dat je pakt van begin tot eind. Het is de verdienste van Bernart dat het verhaal ook literaire waarde heeft.

‘Het is heel reëel dat Kim en ik samen gelukkig oud zullen worden. Dat heb ik berekend. Toeval bestaat niet.’ Vincent heeft berekend dat hij gelukkig zal worden met Kim. Dit geeft de ietwat autistische hoofdpersoon de enige zekerheid in zijn bestaan. Kim en Vincent boeken op een dag hun huwelijksreis. In een van de reisbrochures ziet Menno plotseling een foto staan waarop hij zijn verdwenen en doodgewaande broer Menno ziet. Hij raakt zo geobsedeerd door wat hij ziet, dat hij alle zekerheden in zijn leven langzaam maar zeker, vastberaden als hij is, opgeeft en loslaat en op zoek gaat naar de herkomst van de foto met als doel zijn broer zien te vinden. Zijn persoonlijke queeste brengt hem in Spanje. Wanneer hij na lang zoeken, dolen, straatartieste Rosana ontmoet en haar beter en beter leert kennen ontdekt hij dat het leven dat zijn broer Menno leidde, niet gek was. De muren van Vincents zekere bestaan, met al zijn berekeningen en wetmatigheden, brokkelen langzaam maar zeker af. Hij voelt steeds meer dat juist de onzekerheid van het leven heel ontspannen is, hem voldoening biedt en hem gelukkig maakt. Deze wetenschap brengt Vincent in verwarring, maar het is er een van de gelukkige soort.

Ik zag Menno is een literaire roman met passages die flonkeren als juweeltjes. De trefzekerheid van Bernarts schrijven, de passie voor het schrijverschap dat afstraalt van de pagina’s en de goedgekozen woorden om gevoelens van personages te omschrijven maken dat deze roman literair genoemd kan worden. Een voorbeeld: ‘Of ik alle tijd had deed er wat mij betreft niet toe. Iedereen heeft alle tijd. Ik heb niet meer tijd gekregen dan iemand anders. Het is maar net hoe je met die tijd omgaat.’ Juist de eenvoud van de woorden brengt hier een diepere lading, een diepere dimensie aan.

Vincents gedachten spelen een grote rol in het verhaal, ze geven diepte aan het verhaal. Zo ook wanneer hij op een loopband staat op het vliegveld: ‘Hier op de loopband zijn we allemaal gelijken, passanten met ieder een eigen bestemming. Niet je herkomst maar je doel is wat het verschil maakt. We zijn allemaal onderweg en bevinden ons op neutraal terrein tussen het vertrouwde verleden en een onbekende toekomst, die we alvast voorzichtig hebben ingekleurd met verwachtingen en hoop.’ Geniaal, nietwaar?

Het boek gaat over observeren en zien. Op het moment dat Vincent de regie van zijn leven meer uit handen geeft en de vonk tussen hem en Rosana overslaat en ze samen aan zee zitten, antwoordt Rosana op de vraag van Vincent of er ook dolfijnen zijn: ‘Ja, die zijn hier. Soms zie je ze springen, meestal in groepjes. Maar je moet er niet naar zoeken. Dan zul je ze nooit zien. Pas als je niet meer naar ze zoekt, ga je ze zien.’

Ik zag Menno heeft een onverwacht en haast spannend einde. Vincents gedrag roept steeds meer vragen op, hij breekt met alle zekerheden en grenzen in het bestaan en overschrijdt tevens die van anderen. Sandra Bernart heeft een ge(s)laagd debuut afgeleverd!

 

 

 

McCarten, Anthony | In duistere tijden

Anthony McCarten is auteur, filmproducent en toneelschrijver. Hij is de man achter de film Darkest Hour, het scenario is van zijn hand. In duistere tijden vertelt het verhaal van Winston Churchill en heeft de basis gelegd voor de reeds genoemde film.

Groot-Brittannië was in oorlog. Door de enorm snelle opmars van Hitler-Duitsland in Europa, de Blitzkrieg genoemd, bezweek de ene democratie na de andere. ‘Met dat schrikbeeld voor ogen, zijn pen in de aanslag en een typiste bij de hand, zocht de kersverse premier van Groot-Brittannië naar de woorden die het land moesten inspireren tot heldhaftig verzet.’ Het zijn de vragen van de auteur en zijn fascinatie voor de persoon en de retoriek van Winston Churchill die het boek inhoud hebben gegeven. Een bevlogen redenaar, een groot staatsman en inspirerende leider die sprak van ‘bloed, zwoegen, tranen en zweet’ vormen de ‘eigenschappen’ van misschien wel de grootste politiek leider die er heeft geleefd. Onder andere de vraag of Churchill gespeeld heeft met de gedachte om vredesbesprekingen te beginnen met het monster Hitler komt voorbij. De schrijver geeft aan dat het erop lijkt dat dit het geval is. Waarom toch? Wat speelde er? Wat bewoog hem? De politieke druk was zo groot voor Winston Churchill dat hij ook voorwaarden aangaf en op schrift liet zetten om die besprekingen op zijn minst te beginnen en het denkproces in ieder geval vorm te geven. Er zijn critici die zijn reputatie hierdoor geschaad zien en zij vinden het onbegrijpelijk voor zo’n groots man. In de inleiding van het boek gaat McCarten hier wat dieper op in: ‘Zijn besluiteloosheid, zijn vermogen een vastberaden gezicht te trekken om het moreel hoog te houden en ondertussen na te denken over andere oplossingen, maken hem niet kleiner, maar spreken juist in zijn voordeel.’

Het zijn Churchills woorden geweest, zijn fabelachtig mooie en rake redevoeringen waarmee hij de politieke stemming veranderde, de angstige wil van een bevend volk versterkte en zijn land en volk naar de uiteindelijke totale overwinning stuurde. Wat. Een. Verhaal!

In Duistere tijden is de neerslag van de geschiedenis aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in Engeland. Het zijn de begindagen van mei 1940. Hitler viel Tsjecho-Slowakije, Polen, Denemarken en Oostenrijk binnen. Nu de rest van Europa nog. Zo wordt de politieke, roerige historie in die eerste maand van de oorlog te boek gesteld. Elk hoofdstuk begint met zwartgedrukte, dikke ‘krantenkoppen’ die (globaal)aangeven wat er speelt. Het zijn de kaders waarbinnen het verhaal valt. Dit geeft structuur, houvast aan het verhaal. Precies in het midden van het boek staat het hoofdstuk over zijn meest belangrijke toespraak, die waarin hij sprak over bloed, tranen en zweet. Niets dan dat had hij te bieden aan het begin van zijn regering, met de oorlog nog vol in het vooruitzicht. Deze redevoering is uniek. Terecht dat de auteur hier diep en lang op in gaat.

In duistere tijden is een heerlijk boek dat, mits je enigszins je hoofd erbij houdt, goed leesbaar is. Het is een gedegen werk geworden. De cover laat Winston zien, deels wel te verstaan. Maar wat hem zo markant maakt is duidelijk zichtbaar aanwezig. De kleurstelling is goed gekozen. De historie wordt afgewisseld met fragmenten uit diverse toespraken. Zo krijg je een compleet beeld van het geheel.

Een sterk staaltje leiderschap leer je ook uit het boek. Misschien niet direct toepasbaar, maar dan toch wel om erover na te denken. ‘Winston had geen talent voor vrede. Hij had een talent voor crisis en de uitdrukking daarvan, voor moed, en het oproepen daarvan, vaak voor risico’s en het onderschatten daarvan.’

Klein Haneveld, Johan | De Krakenvorst boek 1: Keruga

Johan Klein Haneveld, auteur van onder andere het non-fictieve werk De loser die wint (2015), heeft met De Krakenvorst een volgende stap gezet. Schreef hij al eerder sciencefictionromans, nu is de fantasyroman aan de beurt. En ook deel 2: Kartaalmon is inmiddels uitgekomen. Naast deze schrijverij is Klein Haneveld auteur van korte verhalen in het sciencefictiongenre, is hij eindredacteur van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en is hij behalve dol op zijn vrouw, gek van vissen en aquariums. Je zou met recht kunnen zeggen dat hij een zeer veelzijdig mens is. Ook heeft hij al diverse prijzen en nominaties in de wacht weten te slepen. .

In De Krakenvorst, boek 1, volgen we de levens van een aantal jonge mensen: Alecia, priesteres in opleiding, Tarid, half mens, half Hirita en Frelik, een jonge jongen op de vlucht voor de vijand. De levens van hen zullen, je voelt het al aan, vanzelf ineen worden gevlochten. Aan het einde van boek 1 zijn Frelik, Tarid en Peritar al bij elkaar gekomen. Elk van deze personages heeft zo zijn/haar eigen problemen, vragen en worstelingen. Keuzes maken en de consequenties dragen van die keuzes, daar draait het allemaal om. In Keruga, het priesterdom, leren we Alecia kennen. Ze worstelt met de strenge leer van de priesters. Brengen alle wetten en regeltjes echte vrijheid? Hoe verhouden deze zich ten opzichte van de Almachtige zelf? Als priesteres in opleiding zal ze een nacht doorbrengen voor de Spiegel der Dromen. Hier ontvangt ze een visioen over een gigantische inktvis die zijn tentakels spreidt over de hele wereld. Deze inktvis wordt de Kraak genoemd. Dan is er nog de Krakenvorst, een demonische heerser die het volk hoge belastingen oplegt. Dit noopt vele mensen tot wanhopige maatregelen. Alecia gaat haar boodschap overbrengen bij de koning van Kartaalmon. Hier wordt ze geconfronteerd met tegenwerking en ze wordt gedwongen te vluchten. Op dat moment vallen vijandelijke legers van buiten het koninkrijk Kartaalmon aan: de zwarte rovers (monsters) vallen de burgers aan van het koninkrijk.

Klein Haneveld weet de sfeer in zijn boek goed te beschrijven: uitgebreide natuurbeschrijvingen en gedetailleerde informatie over mensen en plaatsen liggen hieraan ten grondslag. Hij mag wel proberen om niet te lang uit te weiden hierover, zijn kracht is ook een valkuil. Interessant, boeiend zelfs, is dat hij de thematiek en de boodschap van zijn non-fictieve werk De loser die wint laat terugkomen in een fantasyverhaal. Het staan in een religie waarin je beknot wordt door regels en wetten, al dan niet schriftelijk vastgelegd, leidt niet tot echte christelijke vrijheid. De auteur zet zich hier (terecht?) tegen af. Met name het eerste gedeelte van het boek gaat hierover. Alecia worstelt hiermee en ontvlucht uiteindelijk het priesterdom. Dat heeft veel te zeggen.

De Krakenvorst laat zich lezen als een soort parabel, een gelijkenis. Veel symbolen, motieven ontleend aan het christelijke geloof vind je terug in het boek. De kerkdienst die Alecia bijwoont in het begin van het boek doet denken aan kerkdiensten waarin de dominee bekende klanken uitgiet over de hoofden van de gemeenteleden, maar die ten diepste langs je heen gaan. Een wezenlijk gevaar! Het wettische geloof tegenover het staan in de christelijke vrijheid komt diepgaand aan de orde:

‘Als iemand zich niet houdt aan de geboden, moet hij daar op worden gewezen. “Hij heeft gerechtigheid lief”, staat in hetzelfde boek. ‘En gerechtigheid staat gelijk aan het gehoorzamen van regels?’ vroeg Forina ontsteld. ‘Zoals het op tijd in de dienst komen?’ Manila knikte. ‘Op die manier dienen we de Almachtige. (…) “Geboden zijn er niet voor niets. Wie de kleine vergeet, houdt zich ook niet aan de grote”.

‘Ik voel me opgesloten, alsof ik vastzit in kettingen, die langzaam strakker worden. Alles waardoor ik tot leven kom, mijn eten en drinken, moet ik van de priesters wegdoen. Geen plezier, geen vrienden, alleen hun regels en hun boeken. Maar ik wil vrij zijn. Ik wil reizen, mensen ontmoeten, de wereld zien…’

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat mensen zich hierin, helaas, zullen herkennen. Dat deze worsteling serieus genomen wordt door een fantasyschrijver als Klein Haneveld, is een troost. Invoelend, meelevend verwoordt hij die geestelijke strijd omdat hij zelf erdoorheen gegaan is. Ik roep een ieder op om De loser die wint te lezen en daarna zijn tweeluik over De Krakenvorst.

 

 

Vuijsje, Herman | Pelgrim zonder God

De Camino, de pelgrimsweg naar Santiago de Compostela, brengt vele mensen in beweging. Veel wandelaars, pelgrims genoemd, lopen de wandeltocht vanuit een spirituele behoefte. Zij hopen de vaak broodnodige verlossing te vinden voor hun (psychische) problemen. Ze hopen die zuivering te ervaren die hen in staat stelt een nieuwe weg in te slaan op het levenspad. Zo ook de, naar eigen zeggen, atheïstische auteur Herman Vuijsje. Bijna dertig jaar geleden liep hij de wandeltocht der wandeltochten. Maar wel in omgekeerde richting. Hij begon in Santiago de Compostela. En liep vervolgens terug naar Amsterdam, het Sodom en Gomorra van het westen. Het resulteerde in een pittig boek: Pelgrim zonder God.

In Pelgrim zonder God blikt Herman Vuijsje terug op zijn wandelreis van weleer, dit doet hij in een herzien voorwoord. In mooie volzinnen, kritisch kijkend naar de religieuze en spirituele kant van de wandelzaak en met een milde (zelf)spot verwoordt hij zijn filosofische overpeinzingen:
‘Het lijkt erop dat de ‘opbrengst’ van Compostela bestaat uit datgene wat je ’t minst was en het liefst zou willen zijn.’
De tocht naar Compostela geeft zowel positieve als negatieve vrijheden betoogt Herman Vuijsje. Hij gaat dieper in op de vrijheden die de pelgrimstocht biedt: vrijheid van expressie, vrijheid van gedachten, vrijwaring van keuzen en vrijwaring van tijdgebrek. ‘Wie naar Santiago trekt, maakt zich juist los van waarden als doelgerichtheid, efficiëntie en effectiviteit. Vaak weet hij juist niet wat hij wil, maar gaat hij op pad om daar achter te komen.’
De pelgrimstocht als medicijn tegen depressies. Deze tocht functioneert als een prima antidepressivum. ‘De Santiagopelgrimage speelt in op eigentijdse noden: ze voert ons terug naar eenvoud, onopgesmuktheid en authenticiteit.’

Herman Vuijsje schrijft verderop: ‘Santiago laat zien hoezeer de grens tussen godsdienst en medemenselijkheid vervaagt en van onbelang wordt.’ De schrijver laat duidelijk voelen dat de idee van een religieuze voettocht naar het hogere, geestelijke doel er niet meer toe doet. Hij maakt daarom de keuze in omgekeerde orde de pelgrimage te volbrengen. Vanuit de middeleeuwen naar de moderne tijd trekkend. In bijna metaforische bewoordingen toont Herman Vuijsje de lezer aan dat God en godsdienst ondergeschikt is. Al het oude moet weg, welkom wetenschap en verstand! Zijn afkeer van religie toont tegelijkertijd volstrekt helder aan dat zelfs een atheïst nooit loskomt en losgezongen wordt van God. Waarom heeft hij anders de mond vol over God?

Los van het uitgebreide en boeiende voorwoord beschrijft Herman Vuijsje in Pelgrim zonder God uiteraard zijn wandelervaringen: zijn contacten met medereizigers, mooie natuurbeschrijvingen en een vertelling over de Europese ideeëngeschiedenis. Een speurtocht naar de ankers voor moraal en spiritualiteit in een wereld waarin de kerk en traditie op hun retour lijken, zo staat op de achterkant van het boek te lezen. Ik ben blij dat er staat ‘lijken’. Zo eindigt het boek niet in een atheïstische klaagzang, maar staat de deur zelfs op een kier voor diezelfde traditie en voor diezelfde kerken.

Verheijen, Sander | Ik kan er net niet bij

De ‘chef de mission’ van Hebban, de mooiste en grootste boekencommunity van Nederland, luisterend naar de naam Sander Verheijen, heeft een bijzonder boek geschreven: Ik kan er nét niet bij. Het is een boek dat overduidelijk geschreven moést worden. Een verhaal opgedragen aan Jip (nee, niet die van Janneke…), zijn vrouw, steun en toeverlaat in voor-en tegenspoed.

Het motto voorin het boek is ontleend aan een songtekst van Thomas Acda. Met name de woorden ‘Maar wat ik schrijf ben ik echt/ Zo kan ik een beetje van de wereld aan’ blijven haken in je gedachten. En dan moet je nog beginnen met het eigenlijke verhaal.

De proloog, kort en krachtig, vat de verschillende emoties die Sander ervaart, goed samen: ‘Ze zijn net vier geworden, onze jongens. Ze zouden nu naar school moeten gaan. een échte school dan. Dat is namelijk wat de bedoeling is. Dat is zoals het hoort. Als je gezonde kinderen krijgt. een wereld die ver verwijderd is van de onze.’ In de zomer van 2007 begint het verhaal. Tijdens de eerste date met Jip stelt ze doelgericht die ene vraag of Sander kinderen wil. Een roep om duidelijkheid. Zeker geen strikvraag. Wanneer Sander bevestigend antwoordt, wonen ze kort erop samen. Ze laten er geen gras over groeien.

In veel korte hoofdstukken, die zich laten lezen als columns, vertelt Sander Verheijen in Ik kan er nét niet bij openhartig en soms een tikkeltje brutaal ( oké, oké, met een knipoog) over zijn liefde voor Jip, het mentale en fysieke proces om samen kinderen te krijgen, de geboorte van zijn tweeling Willem en Maurits, de openbaring van een aangeboren hersenbeschadiging bij Willem, de ontdekking van autisme bij Maurits en niet te vergeten zijn onbegrensde liefde voor zijn trouwe viervoeter Gant. Doordat de hoofdstukken kort zijn en de schrijfstijl eenvoudig en soms ook heel beeldend is, ga je als een speer door het boek heen. Sander is een goede observator en schildert met verve dat wat hij meemaakt met zijn gezinnetje.

Heel sterk geschreven zijn de stukken waar de ogenschijnlijk stoere Sander Verheijen zijn verdriet deelt, zijn bezorgdheid uit over de toekomst van zijn kinderen. Hij laat zich keihard in zijn ziel kijken. Dat is krachtig, dat is de mannelijke man. Durf je emoties te uiten en laat je diep in je hart kijken. Toon wat je bezielt en bezighoudt, zo is Sander ook inspiratiebron voor anderen die ‘in hetzelfde schuitje zitten’. ‘Inmiddels weet ik dat verdriet gratis wordt meegeleverd bij de geboorte van een kind. Een verplichte optie, samen met geluk. En ze vechten om het hardst voor de meeste aandacht. Zo veranderen stoere kerels in softies. (…) Ook niet waar. Die stoere kerel ben ik nooit geweest.’

Laat ik openhartig zijn. Het laatste hoofdstuk van Ik kan er nét niet bij heb ik met een brok in mijn keel gelezen. Deze column is van een bijna verbluffende schoonheid. Het moment dat de beide broertjes voor het eerst uiten dat ze van elkaar houden, is zo mooi. Zo puur aan het papier toevertrouwd. Een ding blijft dan nog over: Er is altijd hoop, ondanks moeite, zorg, verdriet en pijn. De liefde overwint alles. Want die liefde zoekt zichzelf niet, maar is altijd gericht op de ander. Dat bewijst Jip. Dat bewijst Sander Verheijen.