Zolang er leven is: het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar is het waanzinnig leuke vervolg op Pogingen iets van het leven te maken. Dit geweldige dagboek is zeker net zo goed als het eerder verschenen boek. Opnieuw reflecteert Hendrik op een jaar uit zijn leven.
Het verhaal start op 31 december 2014, krijgt zijn logische vervolg op donderdag 1 januari 2015 en eindigt op… je raadt het al… Alleen het begin al is de moeite waard. En glimlachen is toegestaan! ‘Volgens de statistieken heeft een man van vijfentachtig op deze laatste dag van het jaar ongeveer tachtig procent kans om 31 december 2015 te halen. (…) Ik ga mijn best doen, maar dus niet zeuren als het dagboek, waar ik morgen mee begin, het eind van het jaar niet haalt. Een kans van 1 op 5.’ Zo, die zit!
Tijdens het lezen van Zolang er leven is heb ik geregeld in mijn eentje hardop zitten lachen. Ik heb geregeld een stukje moeten(!) voorlezen aan anderen. Tijdens een gesprek met mijn vrouw over heel andere zaken moest ik plotseling denken aan een hilarisch fragment en barstte in lachen uit. Dit boek bezet je helemaal! Bij dit boek wil je ook doorlezen en je afsluiten van de rest van deze wereld. Er is nog maar een wereld die telt: het bejaardenhuis in Amsterdam-Noord. Hier zetelt Hendrik Groen. Hier observeert hij, hier reflecteert hij, hier regeert Hendrik met zijn Omanido-club (Oud-maar-niet-dood-club).
‘Misschien is het ontbreken van verplichtingen wel het belangrijkste kenmerk van het leven in een bejaardenhuis. Alles wordt voor je geregeld. Nadenken is niet nodig. Je kunt het leven als vla naar binnen lepelen, alle klontjes zijn eruit. Hap, slik, weg.’ Hendrik Groen beschrijft nut en noodzaak van het schrijven in zijn dagboek. De ledigheid van het dagelijks bestaan in een bejaardenhuis draagt niet bij aan het dagelijks geluk van Hendrik. Derhalve schrijft hij. Was Hendrik enigszins de Brave Hendrik in het eerder verschenen dagboek, dit jaar laat hij deze pose varen. Er staat een nieuwe Hendrik op. Langzaam maar zeker gaat het richting Dappere Hendrik. De steun van zijn goede vrienden uit de Omanido-club heeft hij echter wel nodig. Die steun weten ze hem in goede en kwade dagen wel te geven. Maar de leeftijd gaat gaandeweg het verhaal een gewichtige rol spelen: ouderdomskwalen nemen toe, ziekte ontloopt men niet, het geheugen laat de vriendengroep wel eens in de steek. De ‘dark side’ van het ouder worden wordt behalve op ironische wijze beschreven, ook gewoon heel serieus genomen.
Inmiddels kent mijn boek zoveel ezelsoren, fragmenten die het citeren zo waard zijn… En dat terwijl de ruimte hiervoor zo beperkt is. Het geeft des te meer aan dat dit boek ter hand moet worden genomen en dat je dit door je heen moet laten gaan. Hier moet je stil van genieten! Hendriks stijl is eerlijk, kort en krachtig. De humor is steengoed. Vooral de verhaspelde spreekwoorden van mevrouw Schansleh zijn fabuleus: ‘Binnenkort gaat de sloopkogel door de kerk’ en ‘De tijd glijdt als rijp fruit door mijn vingers’. Hendrik beschrijft uitvoerig en met oog voor vele details de diverse uitjes met de club en de culinaire eet- en drinkpartijen. Je verbaast je over de hoeveelheid drank en eten die erdoor gaat. Er wordt tussen alle beslommeringen in het bejaardenhuis door, quasi-serieus commentaar geleverd op de actualiteit: ‘Nu is Hongarije begonnen aan de bouw van een hek van 150 kilometer lang op de grens met Servië. Overal klinkt de roep om nieuwe muren. Zelfs hier in dit huis, terwijl de buitenwereld voor velen toch een bijna onneembare vesting is geworden.’
De manier waarop Hendrik en zijn vrienden naar het leven kijken, maar soms ook over het leven heen blikken (dood en graf nemen steeds meer een belangrijke plaats in) zal zeker niet de zienswijze zijn van veel christelijke lezers. De manier waarop hij het verwoordt, zet in ieder geval wel aan het denken. Aan het eind van zijn dagboek, met een goede vriend minder, blikt Hendrik vooruit op het jaar dat voor hem ligt: ‘Groen, het leven heeft geen zijwieltjes. Vooruit met de geit. Zolang er leven is.’