Rutherfurd schrijft met Londen geschiedenis. Als geschiedenis beperkt blijft tot een gortdroge opsomming van feiten, is het voor niemand leuk. Ook historici, zo stel ik me voor, zullen vast hun vreugde halen uit die momenten waarin ze een doorkijkje krijgen, bijna in aanraking komen met het bestaan van een persoon lang geleden. Of wanneer ze door het met elkaar in verband brengen van verschillende gebeurtenissen tot een dieper inzicht komen en als het ware van uit dat historisch perspectief in de toekomst kunnen kijken: daar, op dat moment ging het mis.
Het zijn twee beweegredenen van Rutherfurd om zijn boeken te schrijven. De eerste vind ik prachtig opgeschreven in het slot van zijn boek Londen: ‘Terwijl ze (…) naar de plek keek waar Julius Ceasar misschien had gestaan, strekte ze haar hand uit en raakte die aan.’ Het tweede argument vind ik op zijn website: ‘We weten niet hoe we verstandig kunnen handelen in enig deel van de wereld, in oorlog noch in vrede, tenzij we iets van de cultuur en geschiedenis begrijpen.’ Op de website nog een derde argument, waarbij hij zich verblijdt in de schoonheid van de oneindig creatieve kracht van de mens. Maar dat argument is niet sterk, vind ik. Je kunt het immers ook gebruiken om het tegenovergestelde te betogen (moord, haat en oorlog).
Hoe dan ook: Londen is het lezen waard. Rutherfurd slaagt er in de verbinding tot stand te brengen tussen de lezer en de historische personen, tijden en plaatsen die hij te berde brengt. Een feest der herkenning voor wie Londen een beetje kent. Het boek begint in een niet gedateerde periode waarin op de plek waar Londen nu ligt niets dan een rivier was. De eerst gedateerde periode, 54 na Christus, vertelt het verhaal van een vader en een zoon, die een bescheiden rol spelen in de strijd tegen de Romeinen die het eiland bij hun rijk willen inlijven. De jongen valt op door enkele kenmerken: hij heeft een witte haarlok in zijn overigens zwarte haardos en hij heeft vliezen tussen de vingers aan zijn hand. Het is Rutherfurds manier om de verschillende tijdvakken met elkaar te verbinden, want het volgende tijdvak speelt in 251 na Christus en opnieuw heeft de hoofdpersoon een witte haarlok en vliezen tussen de vingers. Ook in karakter lijken ze op elkaar. Zo suggereert Rutherfurd subtiel een familierelatie.
Hij moet wel, want het is onmogelijk om een verhaallijn uit te spannen over de ruim twintig eeuwen die het boek omspant. Het zorgt ervoor dat het boek bestaat uit 21 tijdvakken met allemaal hun eigen verhaal en eindigt in 1997. Kunstig gevonden, maar voor mij voelt het alsof het boek nooit echt op gang komt. De schrijfstijl is die van een scenarioschrijver: lekker lezen, veel verhaal, weinig vertraging. En je kunt ervan zeggen wat je wil, maar je leert een hoop. En het klopt allemaal, want zegt Rutherfurd: ‘I never alter the historical record just to suit my convenience, or my prejudices. Novelists and movie-makers are sometimes tempted to do that and maybe they believe it doesn’t matter. I think it does matter.’