Nederland kent het enorme aantal van 120 literatuurprijzen! Dat zijn alle prijzen die landelijke bekendheid genieten, dus alle prijzen die in kleiner verband worden georganiseerd, zitten hier nog niet eens bij. De prijzen die de meeste media-aandacht genieten zijn de NS publieksprijs, de ECI literatuurprijs (beter bekend als AKO literatuurprijs) en de Libris literatuurprijs. Prijzen die de meeste status toegekend worden zijn de P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse letteren. Winnaars in 2015 van de respectievelijke prijzen zijn Joris Luyendijk met Dit kan niet waar zijn, Jeroen Brouwers met Het hout, Adriaan van Dis met Ik kom terug, Marta Heesen (oeuvreprijs) en Remco Campert (oeuvreprijs). Voor thrillerliefhebbers is er sinds 1986 De gouden strop, die in 2015 werd gewonnen door Jo Claes.
Dit roept de vraag op waarom er zoveel prijzen worden uitgereikt. Het meest voor de hand liggende antwoord is: aandacht. Elke prijs genereert aandacht voor het prijswinnende boek en in het gunstigste geval ook nog voor de shortlist. Dat veel van deze aandacht domweg wordt gekocht, maakt dan even niet uit. Dat de objectiviteit ook wel wat twijfelachtig is, geeft ook niet. De ECI literatuurprijs en de Libris literatuurprijs hebben grote sponsors die een belang hebben bij het stimuleren van lezen en zijn dus gebaat bij een winnaar die voor een groot publiek geschikt is. Uitgesproken christelijke boeken maken nauwelijks kans, net zomin als bijvoorbeeld een erg vernieuwende dichter. De NS wil zich graag afficheren met een mooie prijs, maar heeft niet de moeite genomen een serieuze jury in te stellen en laten het beoordelen van boeken gewoon aan de lezer over. Prijs voor de beste marketing, dus. Maakt allemaal niet uit: er is aandacht voor lezen, dus who cares!
De andere twee prijzen zijn serieuzer van aard. De P.C. Hoofdprijs wordt jaarlijks uitgereikt door de stichting P.C. Hooftprijs en er is geen grote sponsor in beeld (die er dan ook wel niet zal zijn, want commerciële sponsors willen meestal juist wel in beeld). Daarnaast is het een oeuvreprijs, waardoor er niet een heel duidelijke link is tussen de prijs en de verkoopcijfers van een boek. Hetzelfde geldt voor de Prijs der Nederlandse letteren, die door de Taalunie wordt uitgereikt. Dit eens in de drie jaar en de Taalunie is een organisatie die wordt gefaciliteerd door de overheid van alle landen waar de Nederlands de officiële taal is. Al met al misschien niet het meest effectief voor de boekhandel, maar wel een enorme stimulans voor de schrijvers.
Christelijke prijs
De Nederlandse christelijke boekenwereld verenigt zich in de BCB, een platform dat christelijk uitgevers en boekhandels bijeenbrengt om de belangen van het christelijke boek te behartigen. Ook zij reikten tot voor kort prijzen uit: de publieksprijs voor het christelijk boek en voor kinderen Het hoogste woord. Beide prijzen zijn in 2015 niet uitgereikt. De publieksprijs zonder opgaaf van redenen (ze staan in elk geval niet op hun website) en het hoogste woord omdat de werkgroep was opgeheven. Daar wordt wel een doorstart aangekondigd voor 2016.
Wat een schril contrast met de seculiere boekenwereld. Die lijkt over te lopen van de prijzen, terwijl de christelijke boekenbranche er in 2015 geen één heeft uitgereikt. Op zoek naar een verklaring kom ik tot een aantal mogelijke verklaringen. Of de BCB is niet bij machte de prijs nog langer te faciliteren, maar aangezien dat iets zegt over haar bestaansrecht hoop ik voor hen dat deze verklaring niet klopt. Of de prijs genereerde niet de aandacht die men ervan verwachtte, maar ook dat is geen reden om er mee te stoppen, want elke aandacht is welkom, ook kleine beetjes. En stoppen genereert ook aandacht, maar dan de verkeerde. De laatste verklaring die ik kan verzinnen beangstigt me het meest: de spoeling is te dun. Voor een serieuze prijs heb je meer dan één serieuze kandidaat nodig en als de opbrengst van een jaar lang boeken uitgeven te mager is om een goede prijsuitreiking te verantwoorden, dan kun je hm inderdaad beter niet uitreiken. Maar dat zou heel, heel erg zijn. Dat zou niet alleen betekenen dat we geen winnaar hebben, maar een grote verliezer: het christelijke boek.