Polak, Chaja | De man die geen hekel had aan Joden

“Alles kan van iemand worden afgenomen behalve één ding: de laatste van de menselijke vrijheden, en dat is dat iemand in alle gegeven omstandigheden kan kiezen welke houding hij aanneemt. Elk moment is een keuze.”  Met dit citaat van Viktor Frankl,  een neuroloog en psychiater, maar vooral ook bekend als overlever van de holocaust, besluit  Chaja Polak ‘De man die geen hekel had aan Joden’. Polak schreef dit boekje naar aanleiding van een interview met Isabel van Boetzelaer in de NRC van 20 maart 2017. Dit vond plaats ter gelegenheid van de verschijning van haar boek ‘Oorlogsouders: Een familiekroniek over goed en fout in twee adellijke families’.  In dit boek is een belangrijke rol weggelegd voor haar vader, Willem baron Van Boetzelaer. Hij deed  tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwillig dienst bij de Waffen-SS, heeft gevochten aan het Oostfront en was later werkzaam bij de Sicherheitsdienst. Hij zou door zijn schoonfamilie overgehaald zijn tot deze keuze, met name vanwege het grote gevaar dat het communisme, waar de nationaalsocialisten tegen streden,  voor de adel vormde .

Isabel van Boetzelaer is daarom zeer mild in haar conclusies: haar vader had uit idealisme de kant van de nazi’s gekozen, weliswaar een foute keuze, maar over betrokkenheid bij zaken als de vervolging van Joden en andere oorlogsmisdaden  zwijgt ze. In ieder geval had haar vader geen hekel aan Joden, zo is Isabel altijd verteld. Ook haar opa van moederskant heeft een fout oorlogsverleden en dat wordt door Van Boetzelaer  zo goed als verzwegen.

‘De man die geen hekel had aan Joden’  heeft drie lijnen die elkaar steeds kruisen. Chaja Polak, Van Voorst, Chaja’s broer Hans en historica Evelien Gans maken een documentaire over de gebeurtenissen die op 22 april 1944 op het onderduikadres waar Chaja en haar ouders verborgen werden, hebben plaatsgevonden. Haar ouders worden gearresteerd en gedeporteerd, naar wat blijkt onder verantwoordelijkheid van Willem van Boetzelaer.. De man die geen hekel aan Joden had, werkt wel mee aan hun vervolging. Valt dit te verzwijgen of te vergoelijken? Hoe zit het met zijn verantwoordelijkheid? Als hij geen hekel aan Joden had, had hij toch een andere keuze kunnen maken?

Chaja Polak heeft grote moeite met de wijze waarop Van Boetzelaer de geschiedenis weergeeft. Er is volgens haar zeer selectief en  in verhullend taalgebruik met de feiten omgesprongen. De daden van vader Van Boetzelaer worden min of meer begrijpelijk gemaakt en lijken daardoor minder erg te worden.  Polak voelt zich geroepen een reactie te geven, zeker als ook uit onderzoek van publicist Maarten van Voorst blijkt dat in ‘Oorlogsouders’  bepaalde feiten, al dan niet bewust, onvermeld blijven.

Polak heeft, naast haar bezwaren tegen het boek als zodanig, ook  grote moeite met de positieve ontvangst van ‘Oorlogsouders’ door prominenten als Ad van Liempt en Alexander Münninghoff. Wij doen volgens Polak de geschiedenis onrecht door de misdaden die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog zijn gepleegd in verzachtende woorden te verhullen en foute keuzes te vergoelijken.  Daar mogen we geen begrip voor opbrengen. Daders hebben altijd een keuze en zijn daarom ook altijd verantwoordelijk! Diepe indruk maakt dit boekje door de persoonlijke verhaallijn: het is het verhaal over Polak zelf en haar ouders. Zij heeft recht van spreken!  Dit boekje verdient het door velen gelezen te worden ‘opdat wij niet vergeten’.

Visser, Judith | Zondagskind

Judith Visser (1978) schrijft  een indrukwekkend boek: Zondagskind. De schrijfster kwam op volwassen leeftijd er eindelijk achter wat er aan de hand was met haar, ze heeft het syndroom van Asperger. Met een frisse blik, de nodige humor en met een ontroerende, soms scherpe pen blikt ze terug op haar jeugdjaren en wat deze vorm van autisme met haar deed en doet.

Op de een of andere manier doet Zondagskind sterk denken aan dat andere prachtboek, maar met een heel ander thema: Wees onzichtbaar van Murat Isik. In beide boeken gaat het over een klein kind op weg naar de volwassenheid. Beide boeken gaan over de zo bekende jaren ’80 en ’90 dat sterk herkenning oproept omdat de reeds genoemde auteurs dezelfde leeftijd hebben als ik. In beide literaire romans gaat het over de ups en downs in de ontwikkeling van kinderen en hoe die ontwikkeling sterk beïnvloed wordt door de cultuur, door de omstandigheden en gebeurtenissen, door gezin en vrienden, door dat wat in jou zit of wat jou overkomt. Overigens, en niet geheel onbelangrijk, is de titel Wees onzichtbaar ook vaak het levensmotto geweest van de hoofdpersoon in Zondagskind. Hoofdpersoon Jasmijn Vink probeert zich vaak onzichtbaar te maken voor de ‘boze buitenwereld’.

Zondagskind is een boek dat de lezer in het verhaal sleurt van begin tot eind. Jasmijn wordt je ziel ingetrokken. Voor de duur van 478 pagina’s is de lezer niet meer zichzelf, maar Jasmijn Vink. ‘Vragen ging niet, want ik kon niet praten met grote mensen.’ Het grote probleem van Jasmijn. Hoewel… ze praat wel met haar lieve hond en met Elvis Presley…Ze zeggen immers niets terug en dat is wel zo prettig. Jasmijn heeft autisme, maar ze weet het zelf nog niet. Ook haar ouders zien dat ze anders is dan andere kinderen, maar kunnen het nog niet duiden. Dat blijft in feite het hele boek door het geval. Dat zorgt uiteraard voor schrijnende situaties, maar deze zorgen ook voor het nodige vermaak. Zo kan het dus gebeuren dat het ene moment er een traan gelaten wordt door de lezer, het andere moment tovert deze een stralende glimlach tevoorschijn.

Jasmijn wordt voortdurend aangevallen door tal van prikkels die ze niet kan wegfilteren. Dit maakt haar verward, ziek en vermoeid. Wanneer dit besef ook enigszins indaalt bij de lezer, dan kan het niet anders of je krijgt een diep gevoel van respect voor de hoofdpersoon. Voor Judith. Voor zoveel andere kinderen, jongeren en volwassenen bij wie ditzelfde zich voordoet. Hiermee is het een ode aan mensen die autisme hebben of hooggevoelig zijn.

Mooi is het te lezen dat op de flaptekst staat: ‘met vallen en opkrabbelen leert Jasmijn hoe ze zich in sociale situaties staande kan houden.’ Dat is het exact: opkrabbelen. En niet opstaan. Dat duidt immers op een directe positieve (re)actie van Jasmijn in haar soms echt moeilijke situaties. Opkrabbelen gaat met enige moeite gepaard waarbij de kans om terug te vallen aanwezig is. Van medelijden is geen sprake bij de lezer, ik geloof dat de auteur dit ook niet zou willen. Wel respect en begrip kweken voor mensen met autisme. Daarin is Judith Visser glansrijk geslaagd!

 

 

Baay, Reggie | Het kind met de Japanse ogen

In ‘Het kind met de Japanse ogen’ ga je met Reggie Baay op reis naar Thailand en diverse eilanden van voormalig Nederlands Indië. Een zoektocht naar een deel van het leven van zijn ouders, waar hij nauwelijks iets van weet. Dit verleden heeft echter wel een enorme impact op hem en zijn broer gehad tijdens hun jeugd. Een verzwegen verleden, een veelheid aan geheimen waar nooit anders dan in bedekte termen over wordt gesproken, roept vragen op en maakt onzeker. De angst en pijn van zijn ouders was voelbaar , maar er werd niet gesproken, geen woorden aan gegeven.

Als beide ouders van Baay zijn overleden, treft hij bij het opruimen van hun spullen een schoenendoos aan. Daarin bevinden zich allerlei fotonegatieven, documenten en dagboeken. En dan is er ruimte voor een  zoektocht naar antwoorden. De locaties waar de foto’s genomen zijn, voeren hem naar diverse plaatsen in Thailand en Indonesië. Tijdens deze reis ontrafelt hij het verleden en tragische leven van zijn ouders en zijn broer,  het kind met de Japanse ogen.

Zijn vader is een zoon van een Indo-Europese vader en een Javaanse bijvrouw. In 1939 tekent hij als twintigjarige voor het Koninklijk Nederlands- Indisch Leger. Als in 1942 Nederlands Indië door de Japanners bezet wordt, gaat hij in krijgsgevangenschap en maakt de verschrikkingen aan de Birma-spoorlijn mee. Hij overleeft de vreselijke ontberingen en hoopt terug te keren naar zijn familie en de draad van zijn leven weer op te pakken. Tijdens een herstelperiode in Thailand blijkt van zijn plannen echter niets terecht te komen. De Nederlandse overheid is inmiddels  in conflict met Indonesische onafhankelijkheidsstrijders en dit neemt steeds gewelddadiger vormen aan. Militairen van het KNIL, in dienst van de Nederlandse overheid, worden ingezet tijdens de zogenaamde politionele acties en voor de vader van Baay en vele anderen betekent dit dat zij tegen hun eigen landgenoten moet vechten. De fotonegatieven uit de schoenendoos geven een beeld van deze ervaringen.

Ook Baays moeder heeft als meisje en jonge vrouw op Sulawesi veel ellende gezien en ervaren en trauma’s opgelopen tijdens de Japanse bezetting en onafhankelijkheidsoorlog.

Als in 1949 Indonesië onafhankelijk wordt, vertrekt het gezin Baay, vader, moeder en zoon, naar Nederland. Het verleden reist echter mee en zowel vader als moeder worden geteisterd door hun herinneringen en trauma’s. In ‘Het kind met de Japanse ogen’ geeft Baay een beeld van zijn jeugd die bepaald is door een vader die lijdt aan paniekaanvallen en nachtmerries en een moeder die soms letterlijk vastloopt in haar herinneringen.  Het feit dat de ogen van de oudere broer van Baay vanwege hun stand doen herinneren aan de ogen van de Japanners, maken het er niet gemakkelijker op: een dagelijkse herinnering aan degenen die hun alle ellende hebben aangedaan.

In ‘Het kind met de Japanse ogen’ reis je als lezer mee in een stukje koloniale geschiedenis, maar het laat  vooral zien wat deze geschiedenis voor mensen van vlees en bloed betekent. Het is verschrikkelijk wat vader Baay heeft meegemaakt onder de Japanners en hij is voor bijna onmogelijke dilemma’s geplaatst in de strijd tegen zijn eigen landgenoten. Fysiek zal de periode in krijgsgevangenschap wellicht het zwaarst zijn geweest, moreel gezien was de strijd tegen de vrijheidsstrijders waarschijnlijk nog veel zwaarder. Baay geeft inzicht in de rol die de Nederlandse overheid heeft gespeeld en de wijze waarop zij de Indo-Europese KNIL-militairen heeft gebruikt voor haar eigen belangen. Een bijdrage waarvan deze militairen de impact op hun persoonlijk leven hun hele leven hebben moeten meedragen. Een bijdrage die van de kant van de Nederlandse overheid en het Nederlandse publiek nauwelijks enige vorm van meeleven, laat staan waardering, heeft opgeleverd.

‘Het kind met de Japanse ogen’ is spannend en zet je aan het denken. Het gaat over een periode uit onze geschiedenis die niet  vergeten mag worden. Al was het maar vanwege de vele offers die destijds en soms levenslang gebracht moesten worden.

 

Bernart, Sandra | Ik zag Menno

Sandra Bernart debuteerde met dit fraai geschreven boek. Ik zag Menno is een tragikomisch verhaal dat je pakt van begin tot eind. Het is de verdienste van Bernart dat het verhaal ook literaire waarde heeft.

‘Het is heel reëel dat Kim en ik samen gelukkig oud zullen worden. Dat heb ik berekend. Toeval bestaat niet.’ Vincent heeft berekend dat hij gelukkig zal worden met Kim. Dit geeft de ietwat autistische hoofdpersoon de enige zekerheid in zijn bestaan. Kim en Vincent boeken op een dag hun huwelijksreis. In een van de reisbrochures ziet Menno plotseling een foto staan waarop hij zijn verdwenen en doodgewaande broer Menno ziet. Hij raakt zo geobsedeerd door wat hij ziet, dat hij alle zekerheden in zijn leven langzaam maar zeker, vastberaden als hij is, opgeeft en loslaat en op zoek gaat naar de herkomst van de foto met als doel zijn broer zien te vinden. Zijn persoonlijke queeste brengt hem in Spanje. Wanneer hij na lang zoeken, dolen, straatartieste Rosana ontmoet en haar beter en beter leert kennen ontdekt hij dat het leven dat zijn broer Menno leidde, niet gek was. De muren van Vincents zekere bestaan, met al zijn berekeningen en wetmatigheden, brokkelen langzaam maar zeker af. Hij voelt steeds meer dat juist de onzekerheid van het leven heel ontspannen is, hem voldoening biedt en hem gelukkig maakt. Deze wetenschap brengt Vincent in verwarring, maar het is er een van de gelukkige soort.

Ik zag Menno is een literaire roman met passages die flonkeren als juweeltjes. De trefzekerheid van Bernarts schrijven, de passie voor het schrijverschap dat afstraalt van de pagina’s en de goedgekozen woorden om gevoelens van personages te omschrijven maken dat deze roman literair genoemd kan worden. Een voorbeeld: ‘Of ik alle tijd had deed er wat mij betreft niet toe. Iedereen heeft alle tijd. Ik heb niet meer tijd gekregen dan iemand anders. Het is maar net hoe je met die tijd omgaat.’ Juist de eenvoud van de woorden brengt hier een diepere lading, een diepere dimensie aan.

Vincents gedachten spelen een grote rol in het verhaal, ze geven diepte aan het verhaal. Zo ook wanneer hij op een loopband staat op het vliegveld: ‘Hier op de loopband zijn we allemaal gelijken, passanten met ieder een eigen bestemming. Niet je herkomst maar je doel is wat het verschil maakt. We zijn allemaal onderweg en bevinden ons op neutraal terrein tussen het vertrouwde verleden en een onbekende toekomst, die we alvast voorzichtig hebben ingekleurd met verwachtingen en hoop.’ Geniaal, nietwaar?

Het boek gaat over observeren en zien. Op het moment dat Vincent de regie van zijn leven meer uit handen geeft en de vonk tussen hem en Rosana overslaat en ze samen aan zee zitten, antwoordt Rosana op de vraag van Vincent of er ook dolfijnen zijn: ‘Ja, die zijn hier. Soms zie je ze springen, meestal in groepjes. Maar je moet er niet naar zoeken. Dan zul je ze nooit zien. Pas als je niet meer naar ze zoekt, ga je ze zien.’

Ik zag Menno heeft een onverwacht en haast spannend einde. Vincents gedrag roept steeds meer vragen op, hij breekt met alle zekerheden en grenzen in het bestaan en overschrijdt tevens die van anderen. Sandra Bernart heeft een ge(s)laagd debuut afgeleverd!

 

 

 

Hart, Kees ’t | Wederzijds

Kees 't hart - WederzijdsGraffiti op een kabelkastje naast je voordeur: irritant. Zeker als je in een mooi huis woont in Den Haag, al staat het in een wat mindere wijk. De hoofdpersoon van Wederzijds schildert het kastje steeds opnieuw over en ergert zich eraan dat de politie niets doet. Tot op zeker moment een vriendelijke man namens de organisatie Wederzijds aanbiedt het probleem uit de wereld te helpen. Overrompeld weten hij en zijn vrouw niet goed raad met dit aanbod, maar al snel is niet alleen het probleem met het kabelkastje opgelost, maar staat ook een leegstaand schoolgebouw, dat voor geluidsoverlast in de wijk zorgde, in lichterlaaie. Korte tijd later ligt een rekening in de bus: 400 euro alstublieft. Betalen en vergeten, denken ze, maar zo werkt het niet bij Wederzijds. Voor wat hoort wat, zo blijkt. Climax is een situatie op de school waar de hoofdpersoon werkt. Van een meisje verschijnen pornografisch gefotoshopte beelden op internet. Om de vermoedelijke dader die blijft ontkennen een lesje te leren schakelt de hoofdpersoon een organisatie als Wederzijds in die shockerende maatregelen neemt, waarna hij anoniem een envelop ontvangt.

In de enveloppe zat een kootje van een wijsvinger. Met nagel. Niet van echt te onderscheiden. Hij was van hard vleeskleurig plastic. Er was rode verf op gesmeerd. Nepbloed. Geen briefje erbij. (…)

Ik fietste haastig naar huis, malend, hardop in mezelf pratend, scheldend en vloekend. Waar was ik aan begonnen? Hoe konden we hieraan ontsnappen? Misschien was alles al te laat. Stond de politie voor de deur. Had Kelly me aan het lijntje gehouden. Was Wies opgepakt. Conrector betrokken bij wraaknemingen op school. Uit Engeland overgewaaide grote criminele organisatie opgerold. Met vertakkingen onder alle lagen van de bevolking.

In het boek beschrijft de hoofdpersoon hoe hij tegen wil en dank verzeild raakt in een organisatie die op illegale wijze criminaliteit bestrijdt. Het verhaal begint lichtvoetig; de hoofdpersoon en zijn jongere vrouw, een oud-leerling van hem, doen een beetje lacherig over de hele situatie. Maar onder de oppervlakte voel je al snel dat het wel eens flink uit de hand kan gaan lopen. En de hoofdpersoon doet zich weliswaar naïef voor, maar is hij dat ook of veegt hij achteraf zijn straatje schoon?

De ondertoon in deze komedie is satirisch: de overheid doet te weinig aan overlastbestrijding; organisaties als Wederzijds vormen een gat in de markt. Je gaat het als lezer bijna vanzelfsprekend vinden dat je als ‘onschuldige’ burger een geluidsbom bij een ander in de brievenbus gooit om hem een lesje te leren. Het is een hele klus om tijdens het lezen op je qui vive te blijven en het onderscheid tussen begrip en goedkeuring scherp te houden. Daarmee is het tegelijk een absurdistisch én realistisch verhaal, dat je tegen wil en dank meeneemt tot het eind, zoals de organisatie Wederzijds zelf.

Akkerman, Stevo | De mooiste dag

Omsloten door de hoofdstukken ‘Therese, Jacob, Wilco, Floor’ vertelt Stevo Akkerman in De mooiste dag vanuit de afzonderlijke perspectieven van deze personages over het gezin waar zij deel van uit maken. Dochter Therese gaat bevallen en haar man, vader en zus wachten in spanning op het verloop van de bevalling die niet zonder problemen verloopt. Moeder Agnes ontbreekt, sterker nog: zij is verdwenen en niemand weet waar ze uithangt. En dat op het moment waar ze zo lang naar toe heeft geleefd.

Vanuit de verschillende perspectieven krijg je een beeld van de onderlinge relaties in het gezin en de karakters van de verschillende personen. Onuitgesproken verwachtingen, verlangens en frustraties veroorzaken onderhuids enorme spanningen. Slechts zelden komen ze aan de oppervlakte in gezinsverband, maar als lezer ben je er steeds weer vanuit ander perspectief deelgenoot van. Moeder Agnes leren we alleen kennen vanuit de ogen van haar man en kinderen. Dit geeft uiteraard een veelzijdig beeld, maar laat haar niet zelf aan het woord.

Stevo Akkerman verstaat de kunst van zijn personages ‘echte mensen’ te maken. Ze zijn herkenbaar in hun ambities, hun teleurstellingen, hun pogingen het goed te doen en hun falen. In ‘De mooiste dag’ ontmoet je mensen die vluchten voor de confrontatie met de ander en zich vervolgens tekort gedaan voelen. Je ontmoet mensen die te weinig oog hebben voor wat de ander echt bezighoudt en het leven van de ander alleen vanuit hun eigen perspectief bekijken. Je ontmoet mensen die wel anders zouden willen, maar zich onmachtig voelen de situatie te veranderen.

Akkerman toont zich een milde schrijver in de wijze waarop hij zijn personages neerzet, waardoor ik uiteindelijk voor allemaal wel een zekere sympathie had. Wellicht had dit ook te maken met de herkenbaarheid en de spiegel die je daarmee wordt voorgehouden.

Door de vertelwijze vanuit de verschillende perspectieven bleef De mooiste dag tot op de laatste bladzijde boeien. Akkerman is een verteller die zijn verhaal  zo weet te verwoorden dat je wordt meegenomen en tot op de laatste bladzijde blijft genieten.  De slotzin suggereert herstel: ‘Ik ben er nog meisje,’ zegt ze zacht. ‘Het verhaal is nog niet voorbij.’ Het maakte me nieuwsgierig!

 

Butter, Marieke den | Bijbels bidden voor je kinderen

“Toen Christian het huis uit was, merkte ik dat ik in mijn gebed voor hem steeds in hetzelfde rijtje belandde. ‘Heere, wilt U hem helpen, wilt U voor hem zorgen, wilt U geven dat hij U mag kennen en de juiste keuzes maakt.’ Daarmee hield het zo’n beetje op. Je komt in een sleur.” (Terdege, 17 augustus 2018). Aan het woord is Marieke den Butter (44) van wie onlangs het boek Bijbels bidden voor je kinderen verscheen.  

Marieke – samen met haar man Jaap en gezin als zendeling werkzaam in een miljoenenstad in Azië – is moeder van acht kinderen. Vanaf het moment dat ze in verwachting was van haar eerste kind, bad ze voor haar kinderen. In het besef dat dat het beste is wat je voor hen kan doen.

Vanuit verlangen naar verdieping in haar gebedsleven ging ze op zoek naar boeken over gebed. Ze vond een boek van Andrew Case – Setting their hope in God, Biblical intercession for your children – waarin hij Bijbelgedeelten omgezet heeft tot gebeden voor kinderen. Den Butter schrijft in het voorwoord van haar eigen boek: “Met dit boek leerde ik bidden op manieren waarop ik nog nooit gebeden had. Daar waar ik eertijds bleef steken in dezelfde soort gebeden, met dezelfde woorden, werden nu mijn woorden veel meer en veel dieper. De Bijbel is vol schatten die gebeden kunnen worden.” Om dit boek voor een Nederlandstalig publiek toegankelijk te maken, heeft ze – met toestemming van de auteur – een Nederlandse versie geschreven.

In Bijbels bidden voor je kinderen zijn meer dan 200 Bijbelgedeelten herschreven naar gebeden. Naast de gebeden bevat het boek veel citaten die betrekking hebben op het gebed. Ze komen uit de wereldwijde kerk(geschiedenis) en zijn zowel bemoedigend als aansporend van aard.

De gebeden in het boek kun je letterlijk nabidden, maar ook gebruiken als ‘springplank’ voor het eigen persoonlijke gebed voor je (klein)kinderen of kinderen en jongeren uit je omgeving, familie of kerkelijke gemeente. In haar Instructies voor de lezer legt de auteur uit hoe je de gebeden om kan vormen, passend bij de situatie waar je je als lezer in bevindt. De gebruikte Bijbelvertaling is de Herziene Statenvertaling. Als de lezer echter het principe helder heeft, kan elke Bijbelvertaling gebruikt worden als basis voor de ‘Bijbelgebeden’.

Bij wijze van smaakmaker, citeer ik één gebed dat gebaseerd is op Psalm 71:

Almachtige God,

Wees voor mijn kinderen tot een rots om daarin te wonen, om voortdurend daar in te gaan. Want U, o HEERE, bent hun hoop. Laat hun mond vervuld worden met Uw lof en met Uw luister, de hele dag. O God, blijf niet ver van hen; mijn God, kom hen spoedig te hulp! Laat hun mond van Uw gerechtigheid vertellen, van Uw heil de hele dag, hoewel zij de afmetingen ervan niet weten. Ja, ook tot de ouderdom en grijsheid toe, verlaat hen niet o God, totdat zij aan de volgende generatie Uw sterke arm verkondigd hebben, aan alle nakomelingen Uw macht.  

Amen

Bij het lezen van de gebeden moest ik denken aan een predikant die eens zei: als je de Bijbel leest en er vervolgens in je gebed helemaal niet op terugkomt, dan is dat net als wanneer iemand tegen jou praat en jij daarop reageert zonder op het vertelde in te gaan.

Bijbels bidden voor je kinderen neemt de lezer bij de hand om met Gods eigen, Geestdoorademde woorden, tot Hem te gaan. Wie zich het boek eigen maakt, kan ervaren dat het lezen van de Bijbel zomaar over kan gaan in bidden. Voor je kind. Voor je kleinkind. Of voor welke geliefde, vriend, familielid, kennis dan ook. Volgens Charles Spurgeon het beste wat je voor iemand kan doen: “Niemand op deze wereld kan mij een meer waarachtiger vriendelijkheid bewijzen, dan hij, die voor mij bidt.”

McCarten, Anthony | In duistere tijden

Anthony McCarten is auteur, filmproducent en toneelschrijver. Hij is de man achter de film Darkest Hour, het scenario is van zijn hand. In duistere tijden vertelt het verhaal van Winston Churchill en heeft de basis gelegd voor de reeds genoemde film.

Groot-Brittannië was in oorlog. Door de enorm snelle opmars van Hitler-Duitsland in Europa, de Blitzkrieg genoemd, bezweek de ene democratie na de andere. ‘Met dat schrikbeeld voor ogen, zijn pen in de aanslag en een typiste bij de hand, zocht de kersverse premier van Groot-Brittannië naar de woorden die het land moesten inspireren tot heldhaftig verzet.’ Het zijn de vragen van de auteur en zijn fascinatie voor de persoon en de retoriek van Winston Churchill die het boek inhoud hebben gegeven. Een bevlogen redenaar, een groot staatsman en inspirerende leider die sprak van ‘bloed, zwoegen, tranen en zweet’ vormen de ‘eigenschappen’ van misschien wel de grootste politiek leider die er heeft geleefd. Onder andere de vraag of Churchill gespeeld heeft met de gedachte om vredesbesprekingen te beginnen met het monster Hitler komt voorbij. De schrijver geeft aan dat het erop lijkt dat dit het geval is. Waarom toch? Wat speelde er? Wat bewoog hem? De politieke druk was zo groot voor Winston Churchill dat hij ook voorwaarden aangaf en op schrift liet zetten om die besprekingen op zijn minst te beginnen en het denkproces in ieder geval vorm te geven. Er zijn critici die zijn reputatie hierdoor geschaad zien en zij vinden het onbegrijpelijk voor zo’n groots man. In de inleiding van het boek gaat McCarten hier wat dieper op in: ‘Zijn besluiteloosheid, zijn vermogen een vastberaden gezicht te trekken om het moreel hoog te houden en ondertussen na te denken over andere oplossingen, maken hem niet kleiner, maar spreken juist in zijn voordeel.’

Het zijn Churchills woorden geweest, zijn fabelachtig mooie en rake redevoeringen waarmee hij de politieke stemming veranderde, de angstige wil van een bevend volk versterkte en zijn land en volk naar de uiteindelijke totale overwinning stuurde. Wat. Een. Verhaal!

In Duistere tijden is de neerslag van de geschiedenis aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in Engeland. Het zijn de begindagen van mei 1940. Hitler viel Tsjecho-Slowakije, Polen, Denemarken en Oostenrijk binnen. Nu de rest van Europa nog. Zo wordt de politieke, roerige historie in die eerste maand van de oorlog te boek gesteld. Elk hoofdstuk begint met zwartgedrukte, dikke ‘krantenkoppen’ die (globaal)aangeven wat er speelt. Het zijn de kaders waarbinnen het verhaal valt. Dit geeft structuur, houvast aan het verhaal. Precies in het midden van het boek staat het hoofdstuk over zijn meest belangrijke toespraak, die waarin hij sprak over bloed, tranen en zweet. Niets dan dat had hij te bieden aan het begin van zijn regering, met de oorlog nog vol in het vooruitzicht. Deze redevoering is uniek. Terecht dat de auteur hier diep en lang op in gaat.

In duistere tijden is een heerlijk boek dat, mits je enigszins je hoofd erbij houdt, goed leesbaar is. Het is een gedegen werk geworden. De cover laat Winston zien, deels wel te verstaan. Maar wat hem zo markant maakt is duidelijk zichtbaar aanwezig. De kleurstelling is goed gekozen. De historie wordt afgewisseld met fragmenten uit diverse toespraken. Zo krijg je een compleet beeld van het geheel.

Een sterk staaltje leiderschap leer je ook uit het boek. Misschien niet direct toepasbaar, maar dan toch wel om erover na te denken. ‘Winston had geen talent voor vrede. Hij had een talent voor crisis en de uitdrukking daarvan, voor moed, en het oproepen daarvan, vaak voor risico’s en het onderschatten daarvan.’

Klein Haneveld, Johan | De Krakenvorst boek 1: Keruga

Johan Klein Haneveld, auteur van onder andere het non-fictieve werk De loser die wint (2015), heeft met De Krakenvorst een volgende stap gezet. Schreef hij al eerder sciencefictionromans, nu is de fantasyroman aan de beurt. En ook deel 2: Kartaalmon is inmiddels uitgekomen. Naast deze schrijverij is Klein Haneveld auteur van korte verhalen in het sciencefictiongenre, is hij eindredacteur van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en is hij behalve dol op zijn vrouw, gek van vissen en aquariums. Je zou met recht kunnen zeggen dat hij een zeer veelzijdig mens is. Ook heeft hij al diverse prijzen en nominaties in de wacht weten te slepen. .

In De Krakenvorst, boek 1, volgen we de levens van een aantal jonge mensen: Alecia, priesteres in opleiding, Tarid, half mens, half Hirita en Frelik, een jonge jongen op de vlucht voor de vijand. De levens van hen zullen, je voelt het al aan, vanzelf ineen worden gevlochten. Aan het einde van boek 1 zijn Frelik, Tarid en Peritar al bij elkaar gekomen. Elk van deze personages heeft zo zijn/haar eigen problemen, vragen en worstelingen. Keuzes maken en de consequenties dragen van die keuzes, daar draait het allemaal om. In Keruga, het priesterdom, leren we Alecia kennen. Ze worstelt met de strenge leer van de priesters. Brengen alle wetten en regeltjes echte vrijheid? Hoe verhouden deze zich ten opzichte van de Almachtige zelf? Als priesteres in opleiding zal ze een nacht doorbrengen voor de Spiegel der Dromen. Hier ontvangt ze een visioen over een gigantische inktvis die zijn tentakels spreidt over de hele wereld. Deze inktvis wordt de Kraak genoemd. Dan is er nog de Krakenvorst, een demonische heerser die het volk hoge belastingen oplegt. Dit noopt vele mensen tot wanhopige maatregelen. Alecia gaat haar boodschap overbrengen bij de koning van Kartaalmon. Hier wordt ze geconfronteerd met tegenwerking en ze wordt gedwongen te vluchten. Op dat moment vallen vijandelijke legers van buiten het koninkrijk Kartaalmon aan: de zwarte rovers (monsters) vallen de burgers aan van het koninkrijk.

Klein Haneveld weet de sfeer in zijn boek goed te beschrijven: uitgebreide natuurbeschrijvingen en gedetailleerde informatie over mensen en plaatsen liggen hieraan ten grondslag. Hij mag wel proberen om niet te lang uit te weiden hierover, zijn kracht is ook een valkuil. Interessant, boeiend zelfs, is dat hij de thematiek en de boodschap van zijn non-fictieve werk De loser die wint laat terugkomen in een fantasyverhaal. Het staan in een religie waarin je beknot wordt door regels en wetten, al dan niet schriftelijk vastgelegd, leidt niet tot echte christelijke vrijheid. De auteur zet zich hier (terecht?) tegen af. Met name het eerste gedeelte van het boek gaat hierover. Alecia worstelt hiermee en ontvlucht uiteindelijk het priesterdom. Dat heeft veel te zeggen.

De Krakenvorst laat zich lezen als een soort parabel, een gelijkenis. Veel symbolen, motieven ontleend aan het christelijke geloof vind je terug in het boek. De kerkdienst die Alecia bijwoont in het begin van het boek doet denken aan kerkdiensten waarin de dominee bekende klanken uitgiet over de hoofden van de gemeenteleden, maar die ten diepste langs je heen gaan. Een wezenlijk gevaar! Het wettische geloof tegenover het staan in de christelijke vrijheid komt diepgaand aan de orde:

‘Als iemand zich niet houdt aan de geboden, moet hij daar op worden gewezen. “Hij heeft gerechtigheid lief”, staat in hetzelfde boek. ‘En gerechtigheid staat gelijk aan het gehoorzamen van regels?’ vroeg Forina ontsteld. ‘Zoals het op tijd in de dienst komen?’ Manila knikte. ‘Op die manier dienen we de Almachtige. (…) “Geboden zijn er niet voor niets. Wie de kleine vergeet, houdt zich ook niet aan de grote”.

‘Ik voel me opgesloten, alsof ik vastzit in kettingen, die langzaam strakker worden. Alles waardoor ik tot leven kom, mijn eten en drinken, moet ik van de priesters wegdoen. Geen plezier, geen vrienden, alleen hun regels en hun boeken. Maar ik wil vrij zijn. Ik wil reizen, mensen ontmoeten, de wereld zien…’

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat mensen zich hierin, helaas, zullen herkennen. Dat deze worsteling serieus genomen wordt door een fantasyschrijver als Klein Haneveld, is een troost. Invoelend, meelevend verwoordt hij die geestelijke strijd omdat hij zelf erdoorheen gegaan is. Ik roep een ieder op om De loser die wint te lezen en daarna zijn tweeluik over De Krakenvorst.

 

 

Vuijsje, Herman | Pelgrim zonder God

De Camino, de pelgrimsweg naar Santiago de Compostela, brengt vele mensen in beweging. Veel wandelaars, pelgrims genoemd, lopen de wandeltocht vanuit een spirituele behoefte. Zij hopen de vaak broodnodige verlossing te vinden voor hun (psychische) problemen. Ze hopen die zuivering te ervaren die hen in staat stelt een nieuwe weg in te slaan op het levenspad. Zo ook de, naar eigen zeggen, atheïstische auteur Herman Vuijsje. Bijna dertig jaar geleden liep hij de wandeltocht der wandeltochten. Maar wel in omgekeerde richting. Hij begon in Santiago de Compostela. En liep vervolgens terug naar Amsterdam, het Sodom en Gomorra van het westen. Het resulteerde in een pittig boek: Pelgrim zonder God.

In Pelgrim zonder God blikt Herman Vuijsje terug op zijn wandelreis van weleer, dit doet hij in een herzien voorwoord. In mooie volzinnen, kritisch kijkend naar de religieuze en spirituele kant van de wandelzaak en met een milde (zelf)spot verwoordt hij zijn filosofische overpeinzingen:
‘Het lijkt erop dat de ‘opbrengst’ van Compostela bestaat uit datgene wat je ’t minst was en het liefst zou willen zijn.’
De tocht naar Compostela geeft zowel positieve als negatieve vrijheden betoogt Herman Vuijsje. Hij gaat dieper in op de vrijheden die de pelgrimstocht biedt: vrijheid van expressie, vrijheid van gedachten, vrijwaring van keuzen en vrijwaring van tijdgebrek. ‘Wie naar Santiago trekt, maakt zich juist los van waarden als doelgerichtheid, efficiëntie en effectiviteit. Vaak weet hij juist niet wat hij wil, maar gaat hij op pad om daar achter te komen.’
De pelgrimstocht als medicijn tegen depressies. Deze tocht functioneert als een prima antidepressivum. ‘De Santiagopelgrimage speelt in op eigentijdse noden: ze voert ons terug naar eenvoud, onopgesmuktheid en authenticiteit.’

Herman Vuijsje schrijft verderop: ‘Santiago laat zien hoezeer de grens tussen godsdienst en medemenselijkheid vervaagt en van onbelang wordt.’ De schrijver laat duidelijk voelen dat de idee van een religieuze voettocht naar het hogere, geestelijke doel er niet meer toe doet. Hij maakt daarom de keuze in omgekeerde orde de pelgrimage te volbrengen. Vanuit de middeleeuwen naar de moderne tijd trekkend. In bijna metaforische bewoordingen toont Herman Vuijsje de lezer aan dat God en godsdienst ondergeschikt is. Al het oude moet weg, welkom wetenschap en verstand! Zijn afkeer van religie toont tegelijkertijd volstrekt helder aan dat zelfs een atheïst nooit loskomt en losgezongen wordt van God. Waarom heeft hij anders de mond vol over God?

Los van het uitgebreide en boeiende voorwoord beschrijft Herman Vuijsje in Pelgrim zonder God uiteraard zijn wandelervaringen: zijn contacten met medereizigers, mooie natuurbeschrijvingen en een vertelling over de Europese ideeëngeschiedenis. Een speurtocht naar de ankers voor moraal en spiritualiteit in een wereld waarin de kerk en traditie op hun retour lijken, zo staat op de achterkant van het boek te lezen. Ik ben blij dat er staat ‘lijken’. Zo eindigt het boek niet in een atheïstische klaagzang, maar staat de deur zelfs op een kier voor diezelfde traditie en voor diezelfde kerken.