John Irving is een groot schrijver: De regels van het ciderhuis, Bidden wij voor Owen Meany en meer recent De laatste nacht in Twisted River: allemaal klasse boeken. Reden dus om handenwrijvend zijn nieuwste titel Avenue van de mysteriën ter hand te nemen. Het is een verhaal over Juan Diego, een vuilnislezer. We krijgen het verhaal tot ons vanuit de dromen van Juan Diego op leeftijd: gelukkig heeft hij een voorkeur voor chronologisch dromen. Juan Diego woont dus ergens in Mexico op een vuilnisbelt en scharrelt zijn kostje bij elkaar door nog enigszins bruikbare vuilnis te vinden. Hij is echter niet zoals alle andere kinderen: hij heeft zichzelf leren lezen, zowel in het Spaans als in het Engels. Daarnaast heeft hij een zusje dat gedachten kan lezen en vagelijk de toekomst kan voorspellen, maar dat vanwege een uitzonderlijke aandoening aan haar strottenhoofd alleen voor Juan Diego verstaanbaar spreekt.
De vuilnisbelt wordt regelmatig bezocht door Pepe, een Jezuïet met hart voor kinderen. Hij ziet in dat deze kinderen geen gewone kinderen zijn en wil ze een betere toekomst bezorgen. Daartoe roept hij de hulp in van een Amerikaanse collega. Ook hij raakt bevriend met de jonge kinderen, net als de baas van de vuilnisbelt, een plaatselijke arts, een junk en een transseksuele prostituee. Er zijn dus veel vrienden in de jeugd van Juan Diego en ook in zijn latere leven is er een stevig aantal. De veelheid aan personages levert schitterende dialogen op.
John Irving speelt met bovennatuurlijke elementen in het verhaal. Aan het eind van zijn leven, wanneer vrijwel al zijn vrienden hem ontvallen zijn, maakt Juan Diego een lange rondreis om een aantal beloften in te lossen. Terwijl hij dat doet, wordt hij losjes vergezeld door twee dames die plotseling verschijnen en verdwijnen. Het lijken geesten, maar ook anderen kunnen ze zien. Daarnaast is er een Mariabeeld dat af en toe tot leven komt (en zelfs debet is aan het overlijden van hun moeder) en natuurlijk de voorspellende gave van Lupe, het zusje van Juan. Bovenop dit alles speelt nog de discussie van Juan met een collega-auteur of de beste boeken nou volledig aan de fantasie van de auteur zijn ontsproten of dat de auteur vooral autobiografische elementen fictionaliseert. Het lijkt erop dat John Irving wil zeggen dat dé waarheid niet bestaat, maar dat iedereen met de bouwsteentjes van zijn eigen leven zijn eigen waarheid bouwt.
Bijzonder wil ik even de rol van seks noemen: seks is alomtegenwoordig in de wereld van Juan. Het is voor veel mensen een middel om te bestaan, voor de celibataire geestelijken juist weer een middel om hun trouw te bewijzen. De daad zelf wordt af en toe beschreven, maar seks is wel in bijna alles een factor. Irving zal het wel kritisch bedoelen (seks is in de hedendaagse wereld helaas een belangrijke drijvende kracht), maar voor wie niet vrij denkt over seks is het al snel hinderlijk.