Boyne, John | De jongen op de berg

naamloos10 jaar na zijn ontroerende en waardevolle roman De jongen in de gestreepte pyjama komt John Boyne met eenzelfde soort verhaal… maar dan toch anders. Een boek dat elke lezer aanzet tot nadenken over zijn eigen handelen. Met oog voor detail en met fraaie, poëtische zinnen zorgt Boyne ervoor dat je voor altijd Pierrot in het hart sluit.

Pierrot, een jonge Franse jongen wiens ouders zijn overleden, belandt in een weeshuis. We schrijven 1935/36. Gescheiden van zijn trouwe viervoeter D’Artagnan en zijn joodse en dove vriend Anshel verblijft hij enige tijd in dit huis. Hij heeft het er niet altijd even makkelijk. De goede zorgen van de zusters Durand ten spijt wordt Pierrot geregeld gepest. Op een dag komt er een brief. Er blijkt een volle tante van hem te zijn, ze woont in Oostenrijk en is huishoudster in een grote bergvilla, De Berghof. Tante Beatrix zorgt goed voor Pierrot. Pierrot vraagt zich echter wel af wie er eigenlijk woont in de villa. Hoe zit het eigenlijk met de familie bij wie hij verblijft? ‘Het is geen familie. Het is alleen maar een man. En die vond het best, zolang ik maar niet te lawaaiig was. Hij is er niet vaak…(…)’

‘Toen hij zich omdraaide zag hij aan de muur een foto van een bijzonder ernstige man met een kleine snor die in de verte staarde. (…) Zijn ene hand rustte op de rugleuning van een stoel, de andere lag stijf tegen zijn heup.’ En inderdaad, Pierrot is bij niemand minder beland dan bij Adolf Hitler himself. Te midden van Hitlers ‘hofhouding’ groeit de jonge Pierrot op tot een nazistische en gehersenspoelde Pieter. Deze radicale ‘bekering’ aan de vooravond van en in de Tweede Wereldoorlog is het thema van dit prachtige werk. Langzaam maar zeker, sluipenderwijs, net zo verraderlijk als de nazi’s zelf, tekent Boyne ons die vreselijke verandering. Hoe heeft dit zo allemaal kunnen gebeuren? De lezer weet op voorhand al dat je hier nooit in moet trappen en roept als het ware Pierrot toe: ‘Begin er niet aan! Stop! Tot hiertoe en niet verder!’ Tegelijk spiegelt Boyne tussen de regels door de niet zo argeloze lezer: wat zou jij hebben gedaan? Welke keuze maak jij? Wat als…?

Pierrot is dol op uniformen. Zijn tante en de chauffeur Ernst niet. Ze waarschuwen hem: ‘Zo iemand kan anderen behandelen zoals hij in gewone kleren nooit zou doen. Insignes, lange regenjassen, hoge laarzen. Een uniform geeft ons de ruimte gemene dingen te doen zonder dat we ons ooit schuldig hoeven te voelen.’

Er zou meer aangehaald kunnen worden. In een mooie, waardevolle epiloog blikken zowel Pierrot als Anshel terug op hun heftige jeugd. Verscheurd, verwoest door de oorlog. Maar met liefde in het hart. ‘Ik pakte een nieuw aantekenschrift en een vulpen uit mijn kast. Ik keek mijn oude vriend aan en gebruikte de enige stem die ik ooit had gehad – mijn handen – om drie eenvoudige woorden te gebaren waarvan ik wist dat hij ze zou begrijpen.

Laten we beginnen.’