Een who-dunnit. Maar dan echt gebeurd. Bert Spoelstra (1953), oud-rechercheur van de Limburgse politie, heeft een diepgravend onderzoek ingesteld naar de liquidatie van een beruchte WA-man en Landwachter in de Tweede Wereldoorlog, Math Raeven. Aan het begin van zijn onderzoek stelt de auteur typische recherchevragen waarop hij antwoord probeert te vinden. Het is hem gelukt. In iets meer dan honderd bladzijden beschrijft hij achtereenvolgens: het slachtoffer, het motief, de dader, de liquidatie en het wapen. Spoelstra heeft vele oog- en oorlogsgetuigen gesproken, nabestaanden van zowel dader als slachtoffer en hij baseert zich op verschillende bronnen. Achterin het boekje vindt de lezer een overzicht van geraadpleegde literatuur.
Een maandag in augustus doet bij vlagen denken aan het boek van Jan Brokken, De vergelding. Ook daar gaat het om een liquidatie (en vermeende sabotage) in oorlogstijd. Ook hij doet onderzoek naar de toedracht, naar het waarom van een dergelijke daad. Bert Spoelstra’s kracht ligt in het feit dat hij noch de dader noch het slachtoffer veroordeelt. Hij probeert objectief zijn weg te zoeken in het woud van vragen. Gestaag en gepassioneerd, zoekt Spoelstra naar de zo broodnodige antwoorden. Niet alleen de feitelijke antwoorden zijn interessant, ook de zoektocht ernaar. De schrijver laat de lezer als het ware over zijn schouder meekijken in zijn queeste naar de uiteindelijke antwoorden, die op hun beurt soms ook weer vragen oproepen: ‘De ene mens doodt de ander. Waarom? Wat is er op dat moment in ze omgegaan? Hoe kom je tot zo’n daad? Dat zijn vragen die me soms bezighouden.’ Ziehier hoe het werk van een ervaren rechercheur in elkaar steekt.
Wanneer Spoelstra door een burn-out thuis komt te zitten en hij in het boek Recht op Wraak (Jack Kooistra en Albert Oosthoek) de naam Raeven (opnieuw) tegenkomt, stort hij zich definitief op de ‘cold case’ uit het verleden: ‘(…) Op de Dr. Schaepmanstraat stond groenteman Raeven op zijn wagen aardappelen af te wegen toen de langsfietsende KP’er Petrus G.J. Janssen met vier schoten in de rug een eind aan zijn leven maakte. Een kapelaan was getuige van de liquidatie en begeleidde het dode lichaam naar het plaatselijke ziekenhuis.’ Dit citaat triggert Spoelstra zo, dat hij tegen zijn vrouw zegt zich te zullen verdiepen in deze zaak: ‘Ik ben rechercheur, beschouw het maar als een soort cold case waaraan ik ga werken.’
Een maandag in augustus is een boeiend geschreven documentaire die zich laat lezen als een detective. Ondanks dat je de dader en het slachtoffer in feite kent, wil je weten hoe en wat deze mensen bezielde. Hoe kwam het zover? In de nabeschouwing plaatst de auteur de historische gebeurtenis in een actuele setting en vraagt hij zich af: Wat als…? Ook heeft hij harde kritiek op een land als Israel, de persoon Wilders (die hij bewust niet met name wil noemen) en op het ‘gedonder’ in Oekraine: ‘Een ding weet ik wel: sommige dingen lijken zich te herhalen…’
Je kunt je sterk afvragen wat de toegevoegde waarde is van een dergelijke nabeschouwing. De schrijver laat zich gaan en geeft de lezer sterk het gevoel echt boos te zijn. Een dermate subjectieve beschouwing doet afbreuk aan het eigenlijke, goed gedocumenteerde verhaal.