Knap geconstrueerd en intrigerend, zo luidt het oordeel over De zwarte spiegel. Alfonso Domingo, journalist voor Spaanse kranten en tijdschriften, heeft een mooie prestatie geleverd. Het gebeurt dan ook niet dagelijks dat een Zuid-Europeaan een thriller schrijft over een van Neerlands bekendste schilders: Jeroen Bosch. (Is er überhaupt een thriller verschenen over Jeroen Bosch?)
Den Bosch, Parijs en Madrid zijn met elkaar verweven door een groot meesterwerk getiteld: Jona en de walvis. Dit raadselachtige schilderij, een drieluik bevat veel symboliek die verzamelaars eeuwenlang bezighoudt. Na Bosch’ dood wordt het kunststuk als verloren beschouwd. (Den Bosch, 1495) De Spaanse schilder Diaz is na de Burgeroorlog gevlucht uit Spanje. Hij ontmoet een mysterieuze man, die hem naar Amsterdam stuurt om in het geheim een kopie te maken van een paneel van Jeroen Bosch. Tijdens de Duitse bezetting lopen Diaz, zijn schilderwerk en zijn geliefde steeds meer gevaar. (Parijs, 1945) Conservator Carreno organiseert een Bosch- expeditie in het Prado te Madrid. Daar ontmoet hij de oude Diaz. Hij claimt het drieluik gezien te hebben in de oorlog en samen gaan ze op zoek naar het verdwenen schilderij. Maar het blijkt dat ze niet de enigen zijn op jacht naar Jona en de walvis. (Madrid, 2011)
In lange, prozaïsche volzinnen wordt de lezer deelgenoot van de zoektocht, de queeste naar het verdwenen schilderij. Ondertussen krijg je veel technische schilderkunstdetails mee, waar de gemiddelde kunstliefhebber en –kenner ongetwijfeld van zal smullen. Elk hoofdstuk begint met een prachtig motto, citaat of spreuk. De link met de inhoud van het hoofdstuk mag de lezer zelf leggen. Het boek zelf is ook een drieluik, het bestaat uit de volgende delen: Rechterpaneel, middenpaneel, Linkerpaneel. Een thriller waar je je hoofd bij moet gebruiken en een waarbij niet alle nagels tot op het bot hoeven te worden afgekloven. Het taalgebruik in het boek is van behoorlijk hoog niveau, lezen en herlezen van passages komt geregeld voor. Hierdoor bestaat de kans dat je niet in sneltreinvaart naar een zinderende ontknoping wordt gevoerd. De proloog bevat enkele stukjes die de lezer niet onthouden mogen worden: “Iedere roman is een alchemistisch werk, een waaier aan mogelijkheden en als alle onderdelen in elkaar passen, distilleert de athanor er de mogelijke steen der wijzen, het rubedo, uit.” “Er is niet een queeste, er zijn meerdere queestes. De taal is er een van, een cyclus in eeuwige beweging. (…) “Het drieluik wordt geopend, de kaarten worden geschud, de voortekens worden onthuld, de magiërs werken en de sterren ordenen zich.” Met gevoel voor taal beschrijft Domingo in vele hoofdstukken, afgewisseld met brieven van Jeroen Bosch, een onbekend stuk geschiedenis dat zijn doorwerking heeft op de levens van mensen in het heden. Dat er slordigheidsfoutjes voorkomen neemt men dan op de koop toe.