Philippe Claudel overdenkt in De boom in het land van de Toraja het leven. Letterlijk. Het verhaal gaat over een van zijn beste vrienden die kanker krijgt (‘Ik heb een gemene kanker’) en na een ziekbed komt te overlijden. Terwijl deze gebeurtenissen zich voltrekken, moet de hoofdpersoon (die anoniem blijft) grip zien te krijgen op het leven en de relaties die hij nog wel heeft en de betekenis die hij aan het leven wil geven. Claudel stopt het boek tjokvol thema’s zonder dat het boek programmatisch of overvol wordt.
Het boek gaat over ziek zijn: ‘Wanneer worden we ziek? Als alles goed gaat of als alles slecht gaat? In de monotonie van dagen die allemaal op elkaar lijken? Of juist in de ontregeling, bij een breuk in het leven van alledag?’ Het gaat over de verhouding die elk mens heeft met zijn eigen lichaam, een lichaam dat niet meer wil, het lichaam dat we ons in onze eerste jaren hebben moeten toe-eigenen en nu een last wordt.
Het boek gaat ook over oud worden: ‘Mijn moeder is niet dood en toch bezoek ik haar zelden. (…) Ze leeft nauwelijks. Of op een andere manier. Anders dan hoe de meeste mensen het leven kennen. Haar lichaam overleeft, in een rolstoel in een bejaardentehuis van het kleine stadje waar we woonden.’ Ook tijd beschrijft Claudel in zijn boek: ‘Hier is de tijd anders dan buiten. Hier bezit hij een viscositeit die de tijd kleverig maakt, die de uren laat samenklonteren tot zware massa’s van een haast onaardse dichtheid.’
Het boek gaat ook over taal, hoe in taal een leven kan worden voortgezet dat in werkelijkheid al is afgelopen.‘Deze tekst wordt de plaats waar onze vriendschap zich afspeelt. Eugene is hier, op deze bladzijden, in deze regels of ertussen.’
Het boek gaat ook over perspectief, over het punt van waaraf we onze omgeving bezien. ‘Je leeft altijd met een onvolledig beeld van jezelf. je kunt jezelf nooit kennen zoals een ander je ziet. Voor jezelf ben je meestal maar een platte voorkant (…)’.
Maar bovenal gaat dit boek over leven en dood. Leven in het aanschijn van de dood zet alles in een ander licht. Relaties worden anders gewaardeerd, de dingen die je doet krijgen een andere betekenis, nalatenschap wordt belangrijk. Claudel gelooft niet in God, althans hij heeft het er nauwelijks over in zijn boek. Als christen mis ik dat, maar het maakt de zaken die hij wel bespreekt niet minder belangrijk. Stilistisch is Claudel erg begaafd. Het boekje leest haast als poëzie. Zeker geen pageturner, maar een prachtig werkje om wat van de beperkte tijd die we hebben mee te verdoen.