Ook al schrijft Connie Palmen niet veel ‘grote romans’, ze is een absolute grootheid in de Nederlandse literatuur. Haar boeken De vriendschap en I.M. zijn zeer het lezen waard. In dit boek, dat eigenlijk een postume, fictieve autobiografie van Ted Hughes is, wordt vooral ingezoomd op zijn relatie met Sylvia Plath.
Palmen heeft zich voor dit boek moeten inleven in de persoon Ted Hughes. Dat lijkt me geen makkelijke opgave, want Hughes is een persoon wiens integriteit veel in twijfel wordt getrokken, vooral door liefhebbers van het werk van zijn vrouw. Ted Hughes is namelijk tot over zijn oren verliefd geworden op Sylvia Plath en zij op hem. Samen beginnen ze aan een heftige relatie, waarin ze beiden volledig in elkaar opgaan. Bij een eerste periode van gescheiden zijn valt op beiden een dusdanige somberte, dat ze elkaar toch maar snel weer opzoeken. Het tekent de relatie, want een dergelijke verbondenheid (waarbij elke afwezigheid verdacht wordt gemaakt) is uiteindelijk niet gezond.
Het verhaal is verzonnen, maar de personen en openbare feitelijke gebeurtenissen kloppen. Palmen schreef met I.M. een werk dat ze zelf ‘autobiofictie’ noemde. Dit boek is dat ook, maar dan zonder ‘auto’. We krijgen de zaak volledig van de kant van Hughes te horen, waarbij hij door het hele boek heen meteen al uitlegt dat al die gebeurtenissen onafwendbaar zouden uitlopen op een slecht einde. Hoewel hij dat invoelend doet, wast hij ook voortdurend zijn handen in onschuld. Deze ambivalentie roept des te meer bewondering op voor Palmen, want gedurende het lezen had ik steeds het gevoel een tekst van Hughes te lezen, terwijl elke letter echt door Palmen is opgeschreven. Het is al bijzonder moeilijk je grondig in te leven in een persoon, hoe moeilijk moet het zijn je in te leven in een persoon die waarschijnlijk zelf verscheurd wordt door twee grondemoties.
Hughes trekt de tussenkomst van een bevoegde arts in twijfel, terwijl zijn eigen aanpak nogal zwaar op zijn occulte voorkeuren leunt. Hij is bezig met astrologie, horoscopen, hypnose en het ouija-bord. Als zijn vrouw het af en toe moeilijk heeft, past hij deze technieken toe om haar te helpen. Zo is de vader van Plath overleden toen ze drie jaar was, en lukt het hen via het ouija-bord informatie over hem te verkrijgen. Maar het helpt allemaal niet haar geestelijke problemen te overwinnen. Ik vind het persoonlijk ook een bedenkelijke zaak om dit soort krachten in te schakelen voor wat voor probleem dan ook, omdat uit het boek ook duidelijk blijkt dat ze die niet onder controle hebben.
Het boek leest makkelijk, maar er zit wel een flinke dosis verwijzingen naar literaire voorbeelden en verwanten in van zowel Hughes als Plath. Ik mis dan trouwens weer de teksten die Hughes en Plath hebben gepubliceerd (behalve het motto), die op bepaalde momenten zeker passend zouden zijn geweest. Maar wie zich daar niet aan stoort, treft ook een hartverscheurend verhaal aan over een man en een vrouw die niet zonder, maar uiteindelijk ook niet met elkaar kunnen leven. En wie Sylvia Plath googelt, komt er al snel achter dat dat niet goed kan aflopen.