Alkema, Elise | Avé

Ave - Elise Alkema

–SPOILER ALERT OP VERZOEK VAN DE AUTEUR–

Avé, zo heet het boek en zo heet de hoofdpersoon van het boek. Dat roept de associatie op van een groet (vooral van de engelen die Maria ermee begroeten), maar het is ook een Latijnse meisjesnaam (die betekent `iemand die aanbeden is`). De naam die het meisje echter bij haar geboorte gekregen heeft, is Maria. Haar moeder vertikt het echter om haar zo te noemen, dus we leren haar vooral kennen als Avé.

Het verhaal is in grote lijnen gauw verteld: de vader en moeder van Avé zijn na een huwelijk vol onbegrip en verwijten uit elkaar gegaan en vader heeft zich uit het leven van Avé verwijderd. Het boek begint aan het sterfbed van de moeder van Avé, waar we Avé al zorgend voor haar moeder vinden. Ze heeft haar studie eraan gegeven om fulltime voor haar moeder te zorgen. Tegen wil en dank, zo blijkt, want moeder commandeert haar rond en Avé komt niet echt aan zichzelf toe. Op een avond is ze het zat en vertrekt ze midden in de nacht naar een bar in het dorp Ave-et-Auffe. Echt gezellig wordt het niet en als ze weer thuiskomt, wordt haar moeder net afgevoerd naar het ziekenhuis, waar ze overlijdt.

Op dat moment begint de zoektocht naar haar vader, die jaren geleden spoorslags is vertrokken, maar nog wel recht heeft op de helft van het huis. Via de testament-executeur krijgt ze het adres, waaruit blijkt dat vader in IJsland woont. Ze reist ernaartoe en die reis zal uiteindelijk het begin van de rest van haar leven blijken te zijn. Ze gaat er naartoe om haar moeilijke jeugd af te sluiten, maar ontmoet ook Jónar, die met al zijn goedmoedigheid en vrolijke geduld een bres weet te slaan in haar isolement.

Prima debuut

Elise Alkema positioneert haar personages in het boek behendig. Avé voelt zich bekneld door haar moeder, die een ronduit dominante persoon is. Tegelijk kiest Avé ook weer niet voor zichzelf. Haar vader blijkt al een even moeizame persoon om mee om te gaan, maar juist door zijn geslotenheid en moeite om tot reflecteren te komen. Jónar heeft juist de vasthoudendheid om in contact te blijven, juist als het moeilijk wordt. Het is in al deze contacten dat de figuur Avé een hart en een ziel krijgt. Daarnaast heeft Alkema een neusje voor aansprekende omgevingen: de Belgische Ardennen (waar haar jonge jaren zich afspelen) en IJsland zijn schitterende decors voor een roman. Met name IJsland weet Alkema goed te benutten als omgeving die het verhaal goed kan dragen.

Een prima debuut dus. Natuurlijk wordt ook wel duidelijk dat Alkema nog ruimte heeft om te groeien. De personages zijn soms wel wat vlak: moeder is eigenlijk alleen maar eigenwijs en dominant, vader alleen maar gesloten en op zichzelf. Op sommige momenten snak je naar een vriendelijk woord van vader, want zo bot kan een man toch niet zijn? Daarnaast blijven er ook best wat thema’s liggen: de schuldvraag rond haar moeders overlijden, of de naam die ze draagt.

Het tempo ligt best hoog in het boek en meestal is dat fijn, maar nu missen toch ook wel wat ankerpunten: de begrafenis van moeder bijvoorbeeld, daar worden pas halverwege het boek wat woorden aan gewijd. En het boek valt uiteen in twee delen: een deel van 40 pagina’s en een deel van 200 pagina’s. De vraag is wat die tweedeling oplevert voor het boek. Al met al maakt het dat het boek af en toe wat geconstrueerd aanvoelt, maar wat maakt het uit? Ik heb er een paar fijne uurtjes mee doorgebracht en ik schat in dat fans van Joke Verweerd ook hun hart zullen ophalen aan Elise Alkema’s eersteling.

Rutten, Emanuel | Contra Kant – Herwonnen ruimte voor transcendentie

Volgens de filosoof Emanuel Rutten (1973) zitten we gevangen in de kooi van Immanuel Kant.  Kant (1724 – 1804) is een  filosoof die diep heeft nagedacht over de aard van de menselijke kennis. De erfenis van Kant is, aldus Rutten, dat we alleen nog het zintuiglijk waarneembare als object van ‘echte’ kennis beschouwen. Rutten protesteert daartegen, en stelt er zijn eigen kenleer tegenover in een boekje dat niet voor niets Contra Kant heet.

Rutten bevrijdt ons dus uit de kooi van Kant. Hoe doet hij dat?

Voor ik de inhoud van het boekje van Rutten weergeef merk ik op dat Rutten fundamentele kritiek op zijn interpretatie van Kant gekregen heeft van iemand die echt verstand heeft van Kant, de filosoof Dennis Schulting. Dat is echter een specialistische kwestie die ik hier links laat liggen. We kijken naar Kant door de bril van Rutten.

Sterk vereenvoudigd zegt Kant dat er een onderscheid is tussen het zintuiglijke, dat voor ons kenbaar is, en het bovenzintuiglijke, dat voor ons onkenbaar is. De kenbare wereld is de ‘wereld voor ons’ en de onkenbare wereld is de ‘wereld in zichzelf’. De wereld in zichzelf is de verborgen oorzaak van de wereld zoals wij die ervaren.

Neem het geloof in God. Omdat God niet zintuiglijk waarneembaar is, valt een uitspraak als ‘God bestaat’ niet als kennis te beschouwen. Het is een zaak van geloof, zeggen we dan deftig; of we worden sceptici, en we zeggen dat er over het bestaan van God niets met zekerheid gezegd kan worden.

Hetzelfde geldt echter voor een uitspraak als ‘iedere verandering heeft een oorzaak’. Die is net zo min zintuiglijk waarneembaar en dus stelt Kant (nog steeds: volgens Rutten) dat deze uitspraak niet als kennis valt te kwalificeren.

Rutten is het hier niet mee eens, en hij beargumenteert waarom Kant geen gelijk heeft. Volgens Rutten is een uitspraak als ‘iedere verandering heeft een oorzaak ‘ wel degelijk echte kennis, ook al is niet zintuiglijk vast te stellen of de uitspraak klopt. Waar Kant deze uitspraak zou verwijzen naar het rijk der onkenbaarheid, stelt Rutten dat deze uitspraak ‘beslissend gerechtvaardigd’ is, en daarom als kennis valt te beschouwen.

Het is echter niet zo dat Rutten simpelweg de kennisleer uit de tijd voor Kant in ere wil herstellen. Hij wil elke vorm van ‘metafysisch dogmatisme’ vermijden en daarom stelt hij dat een uitspraak als ‘iedere verandering heeft een oorzaak’ weliswaar als kennis mag gelden, maar dan alleen binnen de ‘wereld voor ons’. Net als voor Kant blijft volgens Rutten de ‘wereld in zichzelf’ voor ons fundamenteel onkenbaar.

Je zou kunnen zeggen dat de operatie die Rutten uitvoert de volgende is: hij verplaatst het bovenzintuiglijke dat bij Kant in de ‘wereld in zichzelf’ huisde naar de ‘wereld voor ons’. En zo creëert hij de ‘ruimte voor transcendentie’ uit de ondertitel. In zijn eigen woorden:

Het is winst dat we nu als mens gelegitimeerd zijn om al onze cognitieve vermogens volop te benutten oftewel op ieder gegeven immanent en transcendent terrein in te zetten om zo op al deze terreinen tot menselijke oordeelsvorming te komen en waar mogelijk deze oordelen ook als menselijke oordelen voor ons als mens te rechtvaardigen. Dit is de door mij gezochte ruimte. (64-65)

Het herwinnen van deze ruimte lijkt me een goede zaak. De gedachten van Rutten leiden ons in de richting van de common sense, van het vertrouwen op onze zintuigen en onze kenvermogens en van scepsis ten opzichte van al te sceptische gedachtespinsels. In ander werk heeft Rutten zich bijvoorbeeld bezig gehouden met argumenten voor het bestaan van God – niet zozeer als theologische maar als filosofische kwestie. Volgens Rutten staat het theïsme filosofisch veel sterker (en het atheïsme zwakker) dan de meeste mensen denken. Zulke ideeën floreren in de ruimte die Rutten hier open legt.

Drie opmerkingen ter afsluiting:

1. Contra Kant is af en toe moeizaam en soms ronduit beroerd geschreven. Van verwijswoorden bijvoorbeeld heeft Rutten geen kaas gegeten. Soms verwijst hij op één pagina zelfs twee keer met een vrouwelijk verwijswoord naar een onzijdig woord (zie p. 30, waar twee keer met ‘zij’ naar ‘het denkvermogen’ verwezen wordt; zo ook op p. 55). Hier heeft ook de uitgever flinke steken laten vallen. Is er überhaupt een redacteur geweest die dit boek heeft ingezien?

2. Tijdens het lezen bekroop me regelmatig het gevoel dat ik een scriptie zat te lezen. Toen ik het boek uit had, besloot ik op onderzoek uit te gaan, en jawel: in minder dan één minuut werd duidelijk dat mijn intuïtie klopte. Een aantal steekproeven wees uit dat het boek nagenoeg gelijk is aan deze ‘Masterscriptie Wijsbegeerte’ (enkele hoofdstukken van de scriptie zijn geschrapt). Dat geeft op zichzelf niet, maar het is wel erg parmantig om de boekgeworden scriptie op de flaptekst aan te kondigen als ‘een van de vroegere teksten van de Amsterdamse filosoof’. Vermeld dan gewoon in een voetnoot dat het je scriptie is.

3. De pretenties van Rutten zijn soms nogal fors. Zoals wanneer hij op p. 95 schrijft:

Alléén de door mij ontwikkelde epistemologie [kennisleer, gvdw] vormt […] een adequaat antwoord op het failliet van de traditionele kennisleer. Zij kan haar opvolger zijn.

Voordat we die stelling gaan onderschrijven, moeten ter zake kundigen eerst maar eens gaan beoordelen in hoeverre de kennisleer van Rutten nu werkelijk iets nieuws biedt ten opzichte van zijn voorgangers. Maar daarvoor moeten we in de vaktijdschriften zijn.

Floor, Tinka |Nasleep

Tinka Floor heeft met Nasleep een lijvige roman geschreven. Een verhaal met verschillende lijnen en hoofdpersonages. Floris, een vijftienjarige jongen, die op zoek gaat naar zijn verbannen vader, een gewelddadige man die iedereen de stuipen op het lijf joeg, alleen al door er te zijn. Floris’ zoektocht naar zijn vader is eigenlijk ook een zoektocht naar zichzelf.

Daarnaast is er Marthe, zijn moeder, jarenlang door Alexander misbruikt en geïsoleerd van haar familie en vrienden. Ook zij is in feite op zoek naar wie ze nu eigenlijk is, hoe ze haar leven verder wil leiden. Stof genoeg voor een meeslepend verhaal. En op bepaalde momenten word je in Nasleep ook meegenomen, word je geraakt door het leed van Marthe, de vragen van Floris, de gruwelijke omstandigheden van Line en de wederwaardigheden van de vele andere personages die een rol spelen in dit boek.

En daar ligt, wat mij betreft, meteen de zwakte van het verhaal: het is te veel. In de beperking toont zich de meester, is een bekende uitspraak en die had Floor ter harte moeten nemen. Er zijn te veel lijnen en lijntjes, belangrijke en minder belangrijke personages om echt helemaal in het verhaal te komen. Jammer, want de Marthe en Floris zijn boeiende figuren die een afgerond verhaal verdienen! De uitgebreide lijst met personen en de verschillende stambomen waren op zich een goede toevoeging, maar niet voldoende helpend om echt zicht te houden op wie nu wie was en wie bij wie hoorde.

Floor heeft het verhaal in een middeleeuws aandoend decor geplaatst, maar wijkt in haar taalgebruik nog wel eens af van wat bij deze periode passend is, wat tot enige vervreemding leidt. De manier waarop gedachten en gesproken tekst naast elkaar stonden en soms in elkaar overliepen maakte het lezen er niet gemakkelijker op en riep soms zelfs enige irritatie bij mij op, evenals de letterlijke herhalingen die te vaak voorkwamen. Schrijven is schrappen is ook zo’n bekende uitspraak en schrappen had hier tot een beter verhaal kunnen leiden.

Aan fantasie ontbreekt het Tinka Floor niet, ze is zeker in staat een boeiend verhaal te schrijven, maar met Nasleep is ze daar, wat mij betreft,  maar ten dele in geslaagd. Ik ben benieuwd naar een volgend, korter, verhaal.

De bijenhouder van Aleppo | Leferti, Christy

Vluchtelingen. Mensensmokkelaars. Omgeslagen bootjes. Opvangkampen op Lesbos. Overvolle asielzoekerscentra. We horen en lezen er dagelijks over. In De bijenhouder van Aleppo geeft Christy Lefteri een gezicht aan de anonieme vluchtelingen in de personages van Nuri en Afra uit Syrië. Een schokkend verhaal van oorlogsleed, eindeloos wachten, misbruik, slopende bureaucratie, verlies en eenzaamheid. De bijenhouder van Aleppo is echter ook een verhaal van hoop en overlevingsdrang!

Ooit waren Nuri, Afra en hun zoon Sami gelukkig in hun geboorteland. Samen met zijn neef Mustafa had Nuri een imkerij waar hij zich met hart en ziel voor inzette. Afra was een gewaardeerd schilderes en verkocht haar werk in de bazaar. De burgeroorlog maakte daar echter wreed een einde aan. Dan lijkt vertrekken nog de enige mogelijkheid, maar tijdens een bombardement komt Sami om het leven en raakt Afra haar gezichtsvermogen kwijt waardoor Afra niet weg wil.

Pas als Nuri gedwongen wordt om mee te vechten, geeft ze toe en begint de lange reis naar Engeland waar Mustafa inmiddels al is. Nuri en Afra zijn vluchteling geworden. Erger is misschien nog dat de verbondenheid die hun relatie kenmerkte weg lijkt te zijn. Afra leeft in het donker en trekt zich steeds meer in zichzelf terug. Nuri leeft in zijn angsten en verdriet en vlucht in een schijnwereld. Kunnen ze elkaar nog bereiken?

Lefteri verstaat de kunst een intens schrijnend verhaal te vertellen op een wijze die zowel schokt als ontroert. Haar taalgebruik is prachtig! Heden en verleden zijn op natuurlijke wijze met elkaar verweven en stukje bij beetje ontvouwt het leven van toen en nu van Nuri en Afra zich. Lefteri verbloemt de harde realiteit niet, maar zorgt er temidden van alle ellende voor dat wanhoop niet het laatste woord krijgt. Ondanks alles houden Nuri en Afra hoop op een toekomst waarin de bijen weer zullen zoemen en hun honing maken. Die hoop is niet goedkoop, Nuri en Afra strijden ieder tegen hun eigen demonen, maar ze laten elkaar en een toekomst samen uiteindelijk niet los. Liefde en trouw en geloof in een betere toekomst blijken, tegen alles in, te overwinnen.

Wie ooit gedacht heeft dat vluchtelingen huis en haard misschien wel erg makkelijk verlaten om ergens een beter leven te vinden, wordt in De bijenhouder van Aleppo wel uit de droom geholpen. Vluchten en alles wat je ooit had loslaten is intens zwaar en vereist ongelooflijk veel moed.

Lefteri heeft een prachtig boek geschreven en ik hoop dat het door velen gelezen zal worden!

Rood, Lydia | Turkenliefje

Bij een roman waarin slavernij één van de thema’s is, denk je niet meteen aan christelijke Nederlanders (en andere Europeanen) in Noord-Afrika. In Turkenliefje brengt Lydia Rood hen voor het voetlicht. Een voor mij onbekend stukje geschiedenis kwam tot leven. Geïnspireerd op de memoires van Cornelis Stout, opgenomen in Christenslaven van Laura van den Broek en Maaike Jacobs, vertelt Rood het verhaal van de familie Stout vanuit het perspectief van dochter Jacomijn.

Twee periodes wisselen elkaar af in het verhaal. Aan de ene kant worden de belevenissen van de familie Stout op hun tocht naar Suriname, hun gevangenneming als het schip door kapers wordt overmeesterd en hun periode van slavernij in Algiers verteld.. Daarnaast krijg je een beeld van het leven van Jacomijn terug in Nederland dat zich jaren later afspeelt. Al tijdens de zeereis wordt Jacomijn verliefd op één van de kapers, Mahomet, en tijdens haar gevangenschap ontstaat er een echte relatie. Voorwaarde voor een huwelijk is dat Jacomijn het christelijk geloof vaarwel zegt en zich tot de islam bekeert. Haar vader wil dit echter koste wat het kost voorkomen.

Het komt uiteindelijk niet zo ver, want Jacomijn gaat terug naar Nederland. Ze vergeet haar grote liefde echter niet. Jaren later wordt ze door haar vader uitgehuwelijkt aan drukker Simon de Vries. In de ogen van haar vader is hij een betrouwbare echtgenoot en misschien wel de laatste kans voor Jacomijn om nog aan de man te komen. Jacomijn twijfelt, maar belooft haar stervende vader met Simon te trouwen. Het verleden en haar oude liefde blijken echter niet ver weg. Zeker als er ineens een zekere Dingenis van Veere, de Turk, een brief komt bezorgen die Jacomijn in grote tweestrijd brengt. Moet ze niet op zoek, terug naar Algiers, om uiteindelijk met Mahomet samen te zijn? Of kiest ze voor Simon en de geborgenheid die hij haar kan geven?

Lydia Rood geeft in Turkenliefje naast de romantische verwikkelingen in het leven van Jacomijn een uitgebreid beeld van de achttiende eeuw. Liefhebbers van historische romans komen zeker aan hun trekken als het gaat om inzicht in het leven in die tijd. Rood doet dat zeer genuanceerd. Zowel de Nederlandse samenleving als de Algerijnse wereld met slavenhouders heeft goede en minder goede kanten. Ook zijn er in beide landen goede en min of meer slechte mensen.  De hoeveelheid feitelijke informatie, hoewel zeer interessant, had echter wel als gevolg dat ik me minder goed kon identificeren met Jacomijn. Hierdoor liet ik me minder meenemen in het verhaal. De uitgebreide informatie maakte het verhaal soms wat stroperig. Ondanks dit minpuntje, heb ik Turkenliefje met plezier gelezen. Er viel genoeg te leren en waarderen! Een literatuurlijst en uitgebreide woordenlijst zijn een goede toevoeging!

Hillman, Robert | De boekwinkel voor gebroken harten

Omslag Boekwinkel voor gebroken harten

De boekwinkel voor gebroken harten vertelt het verhaal van drie mensen. Een ontroerend verhaal over doorgaan met leven als alles je is afgepakt. De Australische fictie- en non-fictieschrijver Robert Hillman schrijft geen romantisch sprookje, maar een authentieke roman over beschadigde levens.

De boekwinkel voor gebroken harten begint vanuit het perspectief van Tom Hope. Tom is een boer in een afgelegen gebied van Australië. Hij is geen boer geworden omdat hij dat altijd al wilde worden, maar omdat het leven liep zoals het liep. Zijn vrouw lijkt niet tevreden en vertrekt met onbekende bestemming. Als ze weer terugkomt, blijkt ze zwanger van een ander. Tom voedt het jongetje, Peter, op alsof het zijn eigen zoon is. Als zijn vrouw weer met de noorderzon is vertrokken, neemt ze Peter mee naar een Jezuskamp.

Tom blijft alleen achter. Maar dan komt Hannah in beeld. Ze heeft Auschwitz overleefd en is naar Australië vertrokken om een boekenwinkel te openen in een boerendorp. Zodra Tom en Hannah elkaar leren kennen, horen we ook Hannah’s verhaal. In Auschwitz is Hannah van haar zoon gescheiden. Hoewel Hannah extravert is, kan ze met niemand praten over haar verlies. Het hele boek door blijft het de vraag of Hannah, Peter en Tom hun trauma’s kunnen verwerken. Kunnen ze verder leven als het dierbaarste ze is afgepakt?

Robert Hillman kan met weinig woorden een sfeer neerzetten. In één zin beschrijft hij hoe Tom met zijn vrouw omgaat als ze terug is gekomen:

Tom was lief voor haar, liever dan toen hij nog van haar hield.

(p. 18)

Hoewel De boekwinkel voor gebroken harten een zoetsappig liefdesverhaal had kunnen zijn, is het veel meer dan dat. De boekwinkel gaat over standaard thema’s als liefde en verdriet, maar Hillman vertelt toch een origineel verhaal. Hannah en Tom zijn totaal verschillend en hebben compleet verschillende achtergronden en ervaringen. Gaandeweg het verhaal komen ze echter dichter bij elkaar en zie je steeds meer overeenkomsten.

Dat Hannah en Tom allebei hun (stief)zoon hebben verloren, betekent volgens Hillman niet dat hun verlies en trauma’s vergelijkbaar zijn. Het verlies van Hannah is een verlies dat nooit minder wordt. De boekwinkel voor gebroken harten gaat volgens Hillman ook niet over het helen van gebroken harten, maar over de vraag of iemand ondanks de vreselijke last die hij of zij moet dragen, de poëzie in de wereld nog kan zien. De boekwinkel voor gebroken harten is literatuur zonder dikdoenerij, een absolute aanrader.

Lanchester, John | De muur

omslag De Muur John LanchesterIn De muur gaan we naar de toekomst. Een toekomst waarin het zeewater is gestegen en het bouwen van grensmuren normaal is geworden. Deze Nederlandse vertaling van John Lanchesters The Wall is nog maar net uit en is zeer geschikt om in een weekend uit te lezen.

De muur speelt zich af in het Verenigd Koninkrijk. Om het hele land staat een dikke muur. Niet alleen om het gestegen water tegen te houden, maar ook om ‘de anderen’ buiten het Verenigd Koninkrijk te houden. De muur wordt dan ook dag en nacht bewaakt door jonge mannen en vrouwen. Hoor je niet bij de elite, dan zul je twee jaar van je leven op de koude betonnen muur moeten doorbrengen.

Joseph Kavanagh is een van de jongeren die twee jaar lang de taak heeft om de muur te verdedigen. Een gevaarlijke taak. In een gevecht met ‘de anderen’ zou hij kunnen sneuvelen. Maar een groter gevaar is misschien nog wel dat voor elke ‘ander’ die de muur toch over weet te komen, een verdediger de zee wordt opgestuurd. Toch is spanning op de muur vaak ver te zoeken en bestaat het verdedigen van de muur vooral uit lange, koude, saaie diensten. Elke onderbreking is meer dan welkom, al is het maar de thee die langsgebracht wordt.

‘Je eerste dag?  Arme stakker. Die komt altijd hard aan. Maar je raakt eraan gewend. En het regent niet, er staat geen storm en het is overdag, dus dat voordeel heb je.’

‘Ik ben Kavanagh,’ zei ik. Het vocht was donkerbruine thee, te lang getrokken en bitter, met zo veel suiker erin dat hij zoet was als roomijs. Ik had nog nooit zoiets lekkers gedronken.

‘Ik weet wie je bent, schat. Nou, we zullen elkaar vandaag nog minstens drie keer zien, dus moeten we nog wel wat te praten voor straks overhouden. En goed opletten hè?’

En toen zat Mary alweer op haar fiets (…)

(p. 30-31)

John Lanchester en de vertalers Janet Limonard en Frank van der Knoop hebben goed werk verricht. De muur is geen ongeloofwaardige sciencefiction, maar een reëel toekomstbeeld. Een toekomst waarin ‘de ander’ niet meer wordt gezien als mens, maar als gevaar. Een toekomst waarin kinderen hun ouders verwijten dat ze geboren zijn. Een toekomst zonder toekomst.

Ondanks dat De muur een ellendige toekomst beschrijft, velt John Lanchester in zijn boek geen oordelen. Zijn boek is dan ook geen directe kritiek op Trump en de Brexit, maar een poging om ons in te laten zien wat de toekomst kan inhouden. John schrijft helder en probeert niet overdreven literair te zijn. Ondanks de grote problemen die De muur behandelt, is het een makkelijk leesbaar boek. Een boek dat je snel uit leest, maar waar je nog lang over na kunt denken.

Schmitt, Eric-Emmanuel | Het evangelie volgens Pilatus

Wie een beetje Bijbelkennis heeft, weet dat er vier evangeliën zijn: het evangelie naar de beschrijving van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. De eerste drie komen in tal van opzichten met elkaar overeen.  Eric-Emmanuel Schmitt voegt daar ‘Het evangelie volgens Pilatus’ aan toe. Hij is overigens niet de eerste auteur die de gebeurtenissen rond het lijden en sterven van Jezus  van Nazareth in een roman verwerkt. Het is interessant om je in te leven in een hoofdrolspeler in het drama rond de veroordeling van Jezus.

Schmitt toont ons een beeld van Pilatus, stadhouder namens de Romeinse keizer. In brieven aan zijn broer Titus  beschrijft Pilatus  wat er allemaal gaande is in Jeruzalem en omstreken. De dagen rond het Pascha zijn voor hem altijd spannende dagen. Er is veel volk in de stad, pelgrims vanuit alle hoeken van het land . Joden die de Romeinen het liefst gewapenderhand zouden willen verjagen, zouden hun kans kunnen grijpen en dan hoeft er maar iets te gebeuren of de vlam slaat in de pan. Het is er Pilatus alles aan gelegen om de rust te bewaren.

Als de Joodse leiders hem om de veroordeling van Jezus van Nazareth, Yechoea,  vragen komt hij voor de morele keuze te staan of hij recht doet of ervoor kiest om ten koste van het recht de Joden rustig te houden. Tegen het advies van zijn vrouw Claudia , die ervan overtuigd is dat Yechoea de zoon van God is,  besluit hij uiteindelijk Yechoea over te leveren om gekruisigd te worden. Door zijn handen in onschuld te wassen, geeft hij aan dat hij zich bewust is van  het onrecht. Met de dood van Yechoea lijkt voor Pilatus de zaak afgesloten en opgelucht kan hij vaststellen dat er geen relletjes zijn uitgebroken die het Romeinse gezag ondermijnen.

Maar nu begint het eigenlijke verhaal pas: een soort detective waarin het verdwenen lijk van de gekruisigde en begraven Yechoea wordt opgespoord. Pilatus is een rationeel mens, gelooft niet in bovennatuurlijke verschijnselen en probeert op logische wijze een verklaring voor het verdwenen lichaam te vinden. Als het lichaam niet is weggehaald, dan is er wellicht sprake van een dubbelganger. Of Yechoea was niet echt overleden maar schijndood. De getuigen die beweren Yechoea te hebben gezien en gesproken worden echter steeds talrijker en Yechoea verschijnt zelfs aan Pilatus’echtgenote Claudia. Omdat Yechoea gezegd heeft in Galilea zijn volgelingen weer te ontmoeten, vertrekt Claudia met verschillende andere pelgrims naar het noorden. Om zijn vrouw terug te vinden, trekt ook Pilatus naar Galilea waar hij hoort hoe Yechoea in een schitterend licht is opgenomen.

Aan de brieven gaat een proloog vooraf: bekentenis van een ter dood veroordeelde de avond voor zijn arrestatie.  Yechoea is in de Olijfhof en wacht op  zijn arrestatie. Zijn meest geliefde discipel Yehoudah Iskariot, zal hem aan de soldaten overleveren op aandringen van Yechoea zelf.  De Yechoea die je als lezer hier leert kennen door de terugblik die hij zelf op zijn leven geeft, verschilt enorm van de Jezus van Nazareth die je in de Bijbel ontmoet. Waar je in de Bijbel de zoon van God leert kennen,  is in de roman Yechoea meer een goddelijk geïnspireerd mens. Door Yechoea als mens te tonen, brengt Schmitt hem dichtbij, maar je verliest hem ten diepste als zoon van God en Zaligmaker. Dit gedeelte riep bij mij dan ook zeer gemengde gevoelens op: mag je op deze manier Jezus als personage in een roman ten tonele voeren?

Het slothoofdstuk speelt zich af in het jaar 2000 en daarin treedt de schrijver zelf naar voren en legt hij verantwoording af van zijn keuze om op deze wijze het lijden van Jezus en Zijn opstanding te presenteren.

Het Evangelie volgens Pilatus is een boeiend verhaal. Het aloude Bijbelverhaal gaat voor je leven omdat je je in kunt leven in mensen van vlees en bloed. Jezus Christus was echter meer dan een mens van vlees en bloed, Hij is God zelf. In mijn ogen heeft Schmitt hiermee  een grens overschreden.

 

Bakker, Michiel | Een leven bleek niet lang genoeg

Een man, aan het einde van zijn leven gekomen, richt zich in acht brieven tot zijn vroegere geliefde Marianne. Zij ontvangt deze brieven na zijn dood en leest hoe de briefschrijver zich zijn hele leven lang verbonden bleef voelen met haar ook al was hun relatie al jaren geleden beëindigd. Het heimwee naar de verloren geliefde is bijna tastbaar aanwezig. ‘Een leven bleek niet lang genoeg’ is echter meer dan terugzien en verlangen naar wat geweest is.

In de brieven komen zware thema’s aan de orde: de zin van het leven, de relatie tussen mensen waarbij de ander tegenover het ik staat, de vraag naar wat wezenlijke vrijheid is, een al dan niet aanwezige God en uiteindelijk de vraag naar wat het betekent om mens te zijn.

Michiel Bakker, een student filosofie, blijkt geraakt te zij door het gedachtegoed van Nietzsche. Op diverse plaatsen in het verhaal duikt de dwaze mens die op zoek is naar God en uiteindelijk moet constateren dat God dood is, op. De absolute vrijheid die dit oplevert, is echter niet per se winst. De consequenties zijn niet te dragen. ‘Hoe zouden wij in hemelsnaam onszelf vervullen, wij, die mieren zijn; wij, slechts ternauwernood onszelf? Al eerder heb ik het gezegd, Marianne eerder heb ik het je al gezegd, maar nogmaals zal ik het je zeggen: de godenvoeten zijn te groot. De schoenen van de goden zijn ons veel te groot, en onze voeten juist zo klein.’

De briefschrijver blijft uiteindelijk met lege handen achter. Een allesomvattende liefde, die de vervulling van zijn leven had kunnen zijn, is verloren gegaan en er is niets voor in de plaats gekomen. ‘Wie zijn wij nu eenmaal? Wat zijn wij toch? Wij zijn het niets dat nietst, Marianne, verwaarloosbaar in het geheel; maar ieder een wereld, ieder een heelal.’ ‘Een leven bleek niet lang genoeg’ toont uiteindelijk een sombere oude man die vooral terugkijkt op een leven van verlies.

Het taalgebruik van Bakker is op sommige momenten prachtig. Ik heb genoten van de passage waarin Marianne in een ontluikend Parijs het pakketje brieven vindt. Mooie beeldspraak! Op andere momenten vond ik de overdaad aan beelden bijna irritant evenals de herhaling die veelvuldig voorkomt. Hoewel er in deze roman eigenlijk nauwelijks iets gebeurt, zit er toch voldoende spanning in de wijze waarop Bakker de briefschrijver zijn gedachten laat verwoorden, om geboeid te blijven lezen. Al met al een debuut dat verwachtingen schept!

Polak, Chaja | De man die geen hekel had aan Joden

“Alles kan van iemand worden afgenomen behalve één ding: de laatste van de menselijke vrijheden, en dat is dat iemand in alle gegeven omstandigheden kan kiezen welke houding hij aanneemt. Elk moment is een keuze.”  Met dit citaat van Viktor Frankl,  een neuroloog en psychiater, maar vooral ook bekend als overlever van de holocaust, besluit  Chaja Polak ‘De man die geen hekel had aan Joden’. Polak schreef dit boekje naar aanleiding van een interview met Isabel van Boetzelaer in de NRC van 20 maart 2017. Dit vond plaats ter gelegenheid van de verschijning van haar boek ‘Oorlogsouders: Een familiekroniek over goed en fout in twee adellijke families’.  In dit boek is een belangrijke rol weggelegd voor haar vader, Willem baron Van Boetzelaer. Hij deed  tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwillig dienst bij de Waffen-SS, heeft gevochten aan het Oostfront en was later werkzaam bij de Sicherheitsdienst. Hij zou door zijn schoonfamilie overgehaald zijn tot deze keuze, met name vanwege het grote gevaar dat het communisme, waar de nationaalsocialisten tegen streden,  voor de adel vormde .

Isabel van Boetzelaer is daarom zeer mild in haar conclusies: haar vader had uit idealisme de kant van de nazi’s gekozen, weliswaar een foute keuze, maar over betrokkenheid bij zaken als de vervolging van Joden en andere oorlogsmisdaden  zwijgt ze. In ieder geval had haar vader geen hekel aan Joden, zo is Isabel altijd verteld. Ook haar opa van moederskant heeft een fout oorlogsverleden en dat wordt door Van Boetzelaer  zo goed als verzwegen.

‘De man die geen hekel had aan Joden’  heeft drie lijnen die elkaar steeds kruisen. Chaja Polak, Van Voorst, Chaja’s broer Hans en historica Evelien Gans maken een documentaire over de gebeurtenissen die op 22 april 1944 op het onderduikadres waar Chaja en haar ouders verborgen werden, hebben plaatsgevonden. Haar ouders worden gearresteerd en gedeporteerd, naar wat blijkt onder verantwoordelijkheid van Willem van Boetzelaer.. De man die geen hekel aan Joden had, werkt wel mee aan hun vervolging. Valt dit te verzwijgen of te vergoelijken? Hoe zit het met zijn verantwoordelijkheid? Als hij geen hekel aan Joden had, had hij toch een andere keuze kunnen maken?

Chaja Polak heeft grote moeite met de wijze waarop Van Boetzelaer de geschiedenis weergeeft. Er is volgens haar zeer selectief en  in verhullend taalgebruik met de feiten omgesprongen. De daden van vader Van Boetzelaer worden min of meer begrijpelijk gemaakt en lijken daardoor minder erg te worden.  Polak voelt zich geroepen een reactie te geven, zeker als ook uit onderzoek van publicist Maarten van Voorst blijkt dat in ‘Oorlogsouders’  bepaalde feiten, al dan niet bewust, onvermeld blijven.

Polak heeft, naast haar bezwaren tegen het boek als zodanig, ook  grote moeite met de positieve ontvangst van ‘Oorlogsouders’ door prominenten als Ad van Liempt en Alexander Münninghoff. Wij doen volgens Polak de geschiedenis onrecht door de misdaden die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog zijn gepleegd in verzachtende woorden te verhullen en foute keuzes te vergoelijken.  Daar mogen we geen begrip voor opbrengen. Daders hebben altijd een keuze en zijn daarom ook altijd verantwoordelijk! Diepe indruk maakt dit boekje door de persoonlijke verhaallijn: het is het verhaal over Polak zelf en haar ouders. Zij heeft recht van spreken!  Dit boekje verdient het door velen gelezen te worden ‘opdat wij niet vergeten’.