Mitchell, David | Doorgang

Mitchell, David. DoorgangTijd is een belangrijk motief in de verhalen van David Mitchell. Tijd, of eigenlijk het spel met de tijd, het op losse schroeven zetten van de ijzeren wetten van de tijd. Wie die wet laat varen (wat binnen de kaders van een fictief verhaal natuurlijk prima kan), krijgt ineens vrijwel onbeperkte mogelijkheden. Mitchell deed het in De Tijdmeters, hij doet het opnieuw in Doorgang.

In 1979 bezoekt Nathan met zijn moeder het huis aan Slade Alley van een rijke gravin, dat nogal moeilijk te vinden is. Moeder mag er proefspelen op de piano, terwijl Nathan zich moet vermaken met de bijdehante zoon van de gravin. In 1988 gaat een agent op een verder onduidelijk onderzoek uit en stuit op een poortje in Slade Alley en gaat er naar binnen. In 1997 besluit een groepje studenten, geïntrigeerd door een oud politierapport uit 1988, op onderzoek te gaan in Slade Alley. Zo zijn er nog meer gebeurtenissen in 2006 en 2015. En bijna allemaal met eenzelfde afloop: er verdwijnt iemand in de coulissen van de tijd. Meer wil ik er eigenlijk niet van zeggen om de plot niet weg te geven, maar het zit erg ingenieus in elkaar.

Mitchell blinkt uit in het neerzetten van geloofwaardige personages en omgevingen. Er zijn weinig schrijvers die zo goed een wereld kunnen oproepen waar je in gelooft, waarbij de kilte langs je ruggengraat strijkt of de zon op je huid brandt. Het maakt dat hij als geen ander in staat is je mee te slepen in een andere wereld, waar niets is zoals je het gewend bent en waardoor de gebeurtenissen onder je huid kruipen en nog lang in je dromen meegaan.

Prachtig ook om te zien hoe Mitchell bouwt aan een oeuvre. Personages uit Tijdmeters spelen ook weer een (bij)rol in Doorgang. Het doet denken aan de reeks De donkere toren van Stephen King. Dat Mitchell Stephen King hoog heeft zitten, mag blijken uit het feit dat hij hem vereert met een vermelding in zijn boek. Maar ook zonder die vermelding is de gelijkenis tussen de schrijvers treffend: het loslaten van natuurwetten, de betoverende sfeerbeschrijvingen, de personages die uit het boek breken, de smeuïge dialogen, de continue verkenning van het kwaad: het is zo herkenbaar.

Jammer dat Mitchell altijd wel een personage invoegt dat grof in de mond is. En niet iedereen is dol op het spel met de natuurwetten, wat natuurlijk als magie kan worden uitgelegd. Maar ik moet toegeven: voor mij is dit guilty pleasure.

Warmels, Helga | Goede dagen

helga-warmels-goede-dagenJournaliste, tekst- en (kinderboeken)schrijfster Helga Warmels heeft een pareltje geschreven. Wat een ontroerend en intrigerend meesterwerkje! Een kleine roman met een grootse thematiek. Goede dagen leest als een trein, kent een bijzondere hoofdpersoon en is gesitueerd in een prachtige omgeving.

‘Gedwee schuifelde ze met hem mee, langs de lege koffers en de hometrainer, in hun eerste danse macabre van deze dag, hij achteruitlopend, zij vooruitsloffend, haar gerimpelde handen losjes in de zijne. Een trouwring droeg zij niet meer: die had hij, samen met zijn eigen ring, opgeborgen…’ Een schrijnende kennismaking met Arthur en Dieneke. Het verdriet, het gemis, de afstand, het wordt allemaal ervaren in de geciteerde scene. Dit voelbaar maken is wat Helga Warmels geregeld doet in haar roman. Knap gedaan! Des te schrijnender is de openingszin: ‘Bijna elke ochtend wanneer hij wakker werd, hoopte hij dat zijn vrouw dood naast hem lag.’ 

De vrouw van Arthur, Dieneke, is dementerend. Voordat het helemaal te laat is, gaan ze nog een weekje naar Zuid-Limburg. Ze nemen hun intrek in een zorghotel, in een voormalig klooster in Mechelen. Er wordt goed gezorgd voor Dieneke, ze is in professionele handen. Hier zal Arthur ook tot rust kunnen komen. Maar voordat ze goed en wel beginnen aan hun vakantie, gaat er wat mis op de heenweg: een vrouw voor hen in een rode Ford Ka rijdt een kat plat. Kronkelend ligt het dier op de weg. Arthur stopt en besluit de vrouw te helpen. Hij rijdt het dier definitief dood. Morsdood. Hij legt de kat opzij van de weg. Eenmaal aangekomen bij het hotel ontmoet hij de vrouw opnieuw. Loes heet ze. Hij voelt zich door haar aangetrokken. Of dit wederzijds is? Ook zij heeft een geliefde die dementerend is. Samen voeren ze gesprekken. Ook over de kat. Deze wordt door Arthur uiteindelijk opgehaald en bij het klooster begraven. (schuldgevoel!) Dit gaat echter niet zonder slag of stoot. Deze kat speelt gedurende het hele verhaal een haast symbolische rol. Het motief van dood, verdriet, pijn, gemis en begraven is voelbaar en zichtbaar aanwezig.

Warmels weet zowel de gesprekken tussen mensen als de gedachtes van Arthur over Dieneke, alsmede het trieste verleden van beide personen heel mooi te verwoorden, te componeren. Dit verleden gaat steeds vaker en steeds indringender een grote rol spelen bij Arthur naarmate het ook minder gaat met hem. De omstandigheden dwingen hem terug te denken aan toen. De woorden ‘goede dagen’ worden door de roman heen op treffende wijze verschillend benoemd en uitgelegd. Zelfs in deze positief getinte woorden schuilt het verdriet, de schaduwkant van de goede dagen licht op.

Gaandeweg het verhaal voel je scherp aan dat er wat mis is met Arthur. Zelfs wat er mis is. Alleen weet hij het zelf nog niet… De dood van Dieneke die eigenlijk aangekondigd wordt in de openingszin, komt uiteindelijk toch nog onverwachts. Maar dan begint het einde ook voor Arthur…

‘Hij wilde naar huis, terug naar Meppel. Hoeveel dagen zou die vakantie, die zogenaamde goede dagen die hem niets dan onrust brachten, hoelang zou die vakantie nog duren?’

Helga Warmels heeft een boek geschreven dat gezien mag worden als de opvolger van Hersenschimmen van Bernlef.

Schmidt, Annie M.G. | Die van die van u

Annie MG Schmidt - Die van die van u - grootHet is wonderlijk hoe men door kritisch te zijn ten opzichte van een elite juist opgenomen kunt worden in diezelfde elite. Als Schmidt ernaar zou hebben gestreefd, was dat waarschijnlijk juist niet gelukt. Want zeker haar eerste gedichten (1947-1950) zijn schattig, maar zelden ontroerend. Grappig-kritisch, maar nooit wereldveranderend. Mooi woordenspel, maar nooit beeldschoon.

Neem bijvoorbeeld het gedicht ‘En nu de natuur in‘. Het begint met de opmerking dat de dichter studeert als biologe, maar daarna komt een bijzonder luchthartig stukje prietpraat waarin nog wel de namen van allerlei flora en fauna genoemd wordt, maar wat toch vooral het meest weg heeft van een parodie op het werk van Gezelle. Als men het zo bekijkt, zit het tegen een sarcastische imitatie aan. Ook het gedicht ‘Leeszaal‘, dat opent met de zin van Kloos: ‘Ik ben een god in ‘t diepst van mijn gedachten,’ om te vervolgen met ‘maar in de bibliotheek een volontair’. Puur satire. Je moet er van houden.

Het is dan ook het leukst om enkele gedichten uit de eerste periode te lezen en dan ineens naar het einde te gaan, waar men gedichten vindt als ‘Op een mooie pinksterdag‘.

Op een mooie Pinksterdag
Als ‘t even kon
Liep ik met m’n dochter aan het handje in het
parrekie te kuieren in de zon
Gingen madeliefjes plukken,
eendjes voeren,
eindeloos.
‘Kijk nou toch, je jurk wordt nat,
je handjes vuil,
en papa boos.’

Vader was een mooie held.
Vader was de baas.
Vader was een duidelijke mengeling van Onze
Lieve Heer en Sinterklaas.
‘Ben je bang voor ‘t hondje?
Hondje bijt niet.
Papa zegt dat hij niet bijt.’
Op een mooie Pinksterdag
met de kleine meid.

Als het kindje groter wordt,
rosie in de knop,
zou je tegen alle grote jongens willen zeggen:
‘handen thuis en lazer op.’
‘Hebbu dat nou ook meneer?’
‘Jawel, meneer,
precies als iedereen.
Op een mooie Pinksterdag
Laat ze je alleen.’

Morgen kan ze zwanger zijn.
‘t Kan ook nog vandaag.
‘t Kan van de behanger zijn
of van een Franse zanger zijn
of van iemand uit Den Haag.
Vader kan gaan smeken
en gaan preken
tot hij purper ziet.
Vader zegt ‘pas op m’n kind,
dat hondje bijt.’
Ze luistert niet.
Vader is een hypocriet.
Vader is een lul.
Vader is er enkel en alleen maar voor de centen en
de rest is flauwe kul.
Ik wou dat ik nog één keer
met mijn dochter
aan het handje lopen kon.
Op een mooie Pinksterdag
samen in de zon.

Hoewel er nog steeds de bijterige toon in zit en de met opzet schunnige taal (detail: Leen Jongewaard die het liedje uitbracht als singletje en er een hit mee scoorde, zong ‘Vader is een nul‘), is de angst en weemoed van elke vader die de onschuld van zijn dochter ziet verdwijnen goed in het gedicht gestopt.

Deze bundel van Schmidt mag niet in uw boekenkast ontbreken, simpelweg omdat ze uniek is. Ze heeft een genre ontwikkeld, dat ze vrijwel in haar eentje bevolkt. En ook al heeft ze niet het Grote Idee, ze slaat veel spijkers op de kop.

Palmen, Connie | Jij zegt het

Connie Palmen - Jij zegt hetOok al schrijft Connie Palmen niet veel ‘grote romans’, ze is een absolute grootheid in de Nederlandse literatuur. Haar boeken De vriendschap en I.M. zijn zeer het lezen waard. In dit boek, dat eigenlijk een postume, fictieve autobiografie van Ted Hughes is, wordt vooral ingezoomd op zijn relatie met Sylvia Plath.

Palmen heeft zich voor dit boek moeten inleven in de persoon Ted Hughes. Dat lijkt me geen makkelijke opgave, want Hughes is een persoon wiens integriteit veel in twijfel wordt getrokken, vooral door liefhebbers van het werk van zijn vrouw. Ted Hughes is namelijk tot over zijn oren verliefd geworden op Sylvia Plath en zij op hem. Samen beginnen ze aan een heftige relatie, waarin ze beiden volledig in elkaar opgaan. Bij een eerste periode van gescheiden zijn valt op beiden een dusdanige somberte, dat ze elkaar toch maar snel weer opzoeken. Het tekent de relatie, want een dergelijke verbondenheid (waarbij elke afwezigheid verdacht wordt gemaakt) is uiteindelijk niet gezond.

Het verhaal is verzonnen, maar de personen en openbare feitelijke gebeurtenissen kloppen. Palmen schreef met I.M. een werk dat ze zelf ‘autobiofictie’ noemde. Dit boek is dat ook, maar dan zonder ‘auto’. We krijgen de zaak volledig van de kant van Hughes te horen, waarbij hij door het hele boek heen meteen al uitlegt dat al die gebeurtenissen onafwendbaar zouden uitlopen op een slecht einde. Hoewel hij dat invoelend doet, wast hij ook voortdurend zijn handen in onschuld. Deze ambivalentie roept des te meer bewondering op voor Palmen, want gedurende het lezen had ik steeds het gevoel een tekst van Hughes te lezen, terwijl elke letter echt door Palmen is opgeschreven. Het is al bijzonder moeilijk je grondig in te leven in een persoon, hoe moeilijk moet het zijn je in te leven in een persoon die waarschijnlijk zelf verscheurd wordt door twee grondemoties.

Ted HughesSylvia PlathHughes trekt de tussenkomst van een bevoegde arts in twijfel, terwijl zijn eigen aanpak nogal zwaar op zijn occulte voorkeuren leunt. Hij is bezig met astrologie, horoscopen, hypnose en het ouija-bord. Als zijn vrouw het af en toe moeilijk heeft, past hij deze technieken toe om haar te helpen. Zo is de vader van Plath overleden toen ze drie jaar was, en lukt het hen via het ouija-bord informatie over hem te verkrijgen. Maar het helpt allemaal niet haar geestelijke problemen te overwinnen. Ik vind het persoonlijk ook een bedenkelijke zaak om dit soort krachten in te schakelen voor wat voor probleem dan ook, omdat uit het boek ook duidelijk blijkt dat ze die niet onder controle hebben.

Het boek leest makkelijk, maar er zit wel een flinke dosis verwijzingen naar literaire voorbeelden en verwanten in van zowel Hughes als Plath. Ik mis dan trouwens weer de teksten die Hughes en Plath hebben gepubliceerd (behalve het motto), die op bepaalde momenten zeker passend zouden zijn geweest. Maar wie zich daar niet aan stoort, treft ook een hartverscheurend verhaal aan over een man en een vrouw die niet zonder, maar uiteindelijk ook niet met elkaar kunnen leven. En wie Sylvia Plath googelt, komt er al snel achter dat dat niet goed kan aflopen.

Boyne, John | De jongen op de berg

naamloos10 jaar na zijn ontroerende en waardevolle roman De jongen in de gestreepte pyjama komt John Boyne met eenzelfde soort verhaal… maar dan toch anders. Een boek dat elke lezer aanzet tot nadenken over zijn eigen handelen. Met oog voor detail en met fraaie, poëtische zinnen zorgt Boyne ervoor dat je voor altijd Pierrot in het hart sluit.

Pierrot, een jonge Franse jongen wiens ouders zijn overleden, belandt in een weeshuis. We schrijven 1935/36. Gescheiden van zijn trouwe viervoeter D’Artagnan en zijn joodse en dove vriend Anshel verblijft hij enige tijd in dit huis. Hij heeft het er niet altijd even makkelijk. De goede zorgen van de zusters Durand ten spijt wordt Pierrot geregeld gepest. Op een dag komt er een brief. Er blijkt een volle tante van hem te zijn, ze woont in Oostenrijk en is huishoudster in een grote bergvilla, De Berghof. Tante Beatrix zorgt goed voor Pierrot. Pierrot vraagt zich echter wel af wie er eigenlijk woont in de villa. Hoe zit het eigenlijk met de familie bij wie hij verblijft? ‘Het is geen familie. Het is alleen maar een man. En die vond het best, zolang ik maar niet te lawaaiig was. Hij is er niet vaak…(…)’

‘Toen hij zich omdraaide zag hij aan de muur een foto van een bijzonder ernstige man met een kleine snor die in de verte staarde. (…) Zijn ene hand rustte op de rugleuning van een stoel, de andere lag stijf tegen zijn heup.’ En inderdaad, Pierrot is bij niemand minder beland dan bij Adolf Hitler himself. Te midden van Hitlers ‘hofhouding’ groeit de jonge Pierrot op tot een nazistische en gehersenspoelde Pieter. Deze radicale ‘bekering’ aan de vooravond van en in de Tweede Wereldoorlog is het thema van dit prachtige werk. Langzaam maar zeker, sluipenderwijs, net zo verraderlijk als de nazi’s zelf, tekent Boyne ons die vreselijke verandering. Hoe heeft dit zo allemaal kunnen gebeuren? De lezer weet op voorhand al dat je hier nooit in moet trappen en roept als het ware Pierrot toe: ‘Begin er niet aan! Stop! Tot hiertoe en niet verder!’ Tegelijk spiegelt Boyne tussen de regels door de niet zo argeloze lezer: wat zou jij hebben gedaan? Welke keuze maak jij? Wat als…?

Pierrot is dol op uniformen. Zijn tante en de chauffeur Ernst niet. Ze waarschuwen hem: ‘Zo iemand kan anderen behandelen zoals hij in gewone kleren nooit zou doen. Insignes, lange regenjassen, hoge laarzen. Een uniform geeft ons de ruimte gemene dingen te doen zonder dat we ons ooit schuldig hoeven te voelen.’

Er zou meer aangehaald kunnen worden. In een mooie, waardevolle epiloog blikken zowel Pierrot als Anshel terug op hun heftige jeugd. Verscheurd, verwoest door de oorlog. Maar met liefde in het hart. ‘Ik pakte een nieuw aantekenschrift en een vulpen uit mijn kast. Ik keek mijn oude vriend aan en gebruikte de enige stem die ik ooit had gehad – mijn handen – om drie eenvoudige woorden te gebaren waarvan ik wist dat hij ze zou begrijpen.

Laten we beginnen.’

Edward Rutherfurd | Londen

Rutherford - LondenRutherfurd schrijft met Londen geschiedenis. Als geschiedenis beperkt blijft tot een gortdroge opsomming van feiten, is het voor niemand leuk. Ook historici, zo stel ik me voor, zullen vast hun vreugde halen uit die momenten waarin ze een doorkijkje krijgen, bijna in aanraking komen met het bestaan van een persoon lang geleden. Of wanneer ze door het met elkaar in verband brengen van verschillende gebeurtenissen tot een dieper inzicht komen en als het ware van uit dat historisch perspectief in de toekomst kunnen kijken: daar, op dat moment ging het mis.

Het zijn twee beweegredenen van Rutherfurd om zijn boeken te schrijven. De eerste vind ik prachtig opgeschreven in het slot van zijn boek Londen: ‘Terwijl ze (…) naar de plek keek waar Julius Ceasar misschien had gestaan, strekte ze haar hand uit en raakte die aan.’ Het tweede argument vind ik op zijn website: ‘We weten niet hoe we verstandig kunnen handelen in enig deel van de wereld, in oorlog noch in vrede, tenzij we iets van de cultuur en geschiedenis begrijpen.’ Op de website nog een derde argument, waarbij hij zich verblijdt in de schoonheid van de oneindig creatieve kracht van de mens. Maar dat argument is niet sterk, vind ik. Je kunt het immers ook gebruiken om het tegenovergestelde te betogen (moord, haat en oorlog).

Hoe dan ook: Londen is het lezen waard. Rutherfurd slaagt er in de verbinding tot stand te brengen tussen de lezer en de historische personen, tijden en plaatsen die hij te berde brengt. Een feest der herkenning voor wie Londen een beetje kent. Het boek begint in een niet gedateerde periode waarin op de plek waar Londen nu ligt niets dan een rivier was. De eerst gedateerde periode, 54 na Christus, vertelt het verhaal van een vader en een zoon, die een bescheiden rol spelen in de strijd tegen de Romeinen die het eiland bij hun rijk willen inlijven. De jongen valt op door enkele kenmerken: hij heeft een witte haarlok in zijn overigens zwarte haardos en hij heeft vliezen tussen de vingers aan zijn hand. Het is Rutherfurds manier om de verschillende tijdvakken met elkaar te verbinden, want het volgende tijdvak speelt in 251 na Christus en opnieuw heeft de hoofdpersoon een witte haarlok en vliezen tussen de vingers. Ook in karakter lijken ze op elkaar. Zo suggereert Rutherfurd subtiel een familierelatie.

Hij moet wel, want het is onmogelijk om een verhaallijn uit te spannen over de ruim twintig eeuwen die het boek omspant. Het zorgt ervoor dat het boek bestaat uit 21 tijdvakken met allemaal hun eigen verhaal en eindigt in 1997. Kunstig gevonden, maar voor mij voelt het alsof het boek nooit echt op gang komt. De schrijfstijl is die van een scenarioschrijver: lekker lezen, veel verhaal, weinig vertraging. En je kunt ervan zeggen wat je wil, maar je leert een hoop. En het klopt allemaal, want zegt Rutherfurd: ‘I never alter the historical record just to suit my convenience, or my prejudices. Novelists and movie-makers are sometimes tempted to do that and maybe they believe it doesn’t matter. I think it does matter.’

Kat, Otto de | De langste nacht

Otto de Kat - Langste nachtIk denk dat we de Tweede Wereldoorlog pas als literair thema vergeten als we te lijden krijgen onder een derde. Met het boek De langste nacht grijpt Otto de Kat opnieuw terug op de oorlog en de nasleep ervan. In haar laatste nacht herinnert Emma zich hoe haar leven zich ontwikkelde, hoe ze als in ongenade gevallen Duitse in Nederland terechtkwam, haar eerste relatie moest verwerken en in een tweede terechtkwam, hoe elk familielid op z’n eigen manier met de oorlog omging.

Haar eerste man, Carl ( u kunt hem kennen uit  De kats eerdere boek, Bericht uit Berlijn), was het niet eens met de plannen van Hitler. Hij had samen met anderen een plan gesmeed om de führer van zijn troon te stoten, maar het complot werd ontmanteld en Emma werd nog net op tijd getipt. Halsoverkop verlaat ze Berlijn en vindt na de oorlog in Nederland onderdak bij de welgestelde Chris. Hij brengt haar in contact met Bruno en die ontfermt zich over haar.

In flarden komt het leven van Emma tot de lezer. Warrig, zoals dat gaat in gedachten van oude mensen in hun laatste nacht, zo stel ik me voor. Iedere overlevende van de oorlog voert de rest van zijn leven strijd, over het verlies dat de oorlog meebrengt, de keuzes die zijn gemaakt, de geheimen die men niet kan delen. En de liefde, natuurlijk de liefde: onbegrijpelijke emotie die ons keuzes opdringt die we rationeel niet zouden maken, maar die ons meeslepen in een vreemde liefde: ‘Ontstellend en vreemd en een leven lang houdbaar’.

De Tweede Wereldoorlog als thema is literair kauwgom: veel nieuws proef je niet, maar je blijft kauwen en dat heeft z’n functie. De thema’s verlies, keuzes en liefde in oorlogstijd: we hebben het vaker gezien, maar zelden in deze schoonheid. De Kat is een stilist van de eerste orde en schrijft heerlijke zinnen als ‘Emma doolde door een verfijnd gangenstelsel van herinneringen, de verkreukelde plattegrond van haar leven.’

Young, W. Paul | Eva

W. Paul Young - EvaReeds 25 miljoen exemplaren verkocht W. Paul Young wereldwijd van zijn vorige boek ‘De uitnodiging’, dat in 2008 in Nederland verscheen. In het boek werd het traditionele beeld van God flink opgeschud. In het nieuwste boek vertelt Young op opnieuw controversiële wijze over God en enkele belangrijke personages uit de Bijbel. Dit keer zijn de schepping en de eerste mensen aan de beurt. Het is de bedoeling van Young om de lezer aan het nadenken te zetten over het scheppingsverhaal. In het filmpje hieronder geeft hij een eerste indruk van zijn bedoelingen.

Het verhaal begint met Lillie, een meisje dat, nog nauwelijks in leven, gevonden wordt in een container op het strand. Ze wordt liefdevol opgevangen en gaat een lang traject van genezing in, waarin ze regelmatig met visioenen te maken krijgt. Het duurt niet lang, of de mensen om haar heen herkennen in haar een getuige, een menselijk persoon die het werk van God met eigen ogen mag aanschouwen. Dit scenario geeft Young de kans zijn eigen visie op het eerste gedeelte van het boek Genesis ten beste te geven.

Dat is in feite de eerste laag in het boek: een hervertelling van de allereerste gebeurtenissen op aarde. Het hele boek is op zich natuurlijk interessant en geeft zeker stof tot nadenken. Alleen al de schepping als toeschouwer mee te maken, is een belevenis op zich en ik moet zeggen dat Young dat op geestdriftige wijze doet. W. Paul Young probeert wel degelijk recht te doen aan het verhaal zoals we dat aantreffen in de Bijbel, maar hij vult links en rechts aan. En dat kan, zoals ervaren lezers wel weten, een totaal ander beeld van de werkelijkheid geven. Hij schrikt er ook niet voor terug om allerlei dogma’s in zijn verhaal aan te pakken.

Zo vertelt hij in het verhaal dat een van de visioenen vijfeneenhalve dag duurt, maar dat het proces dat Lillie aanschouwd heeft, in werkelijkheid miljarden jaren geduurd heeft. Dat is nogal een statement. Waarschijnlijk is het zijn manier om aan te duiden dat God niet begrensd is door tijd, maar hij praat wel een bepaalde kant op. Veel pittiger is nog de manier waarop hij de zondeval beschrijft. Hij laat de gedachte dat de zonde in de mens is komen wonen na de allereerste zonde, het eten van een verboden vrucht, los en vertelt er een aanloop bij die het aannemelijk maakt dat Adam in feite al kwaad in zich omdroeg op het moment dat hij nog niet daadwerkelijk gezondigd had. En ook de rol van de vrouw in het geheel krijgt een totaal andere lading dan gangbaar is.

Zo zijn er nog vele andere gangbare interpretaties die hij probeert in een ander licht te zetten: de manier waarop hij met de drie personen van God omgaat en hoe hij hen  in het boek beschrijft, de engelen, personages die allemaal een bepaalde rol pakken in het koninkrijk van God, enzovoort.

Persoonlijk hou ik er niet van. Ik vind het prachtig dat iemand het denken over de Bijbel probeert te stimuleren, maar proefballonnetjes over de Bijbel oplaten is een gevaarlijk spelletje. Het boek mist wat mij betreft theologische onderbouwing en ‘schrift-met-schriftvergelijking’, waardoor heel makkelijk een onzuiver beeld van God en Zijn handelen kan ontstaan. Daarnaast is het ook heel makkelijk dit werk weg te wuiven als impuls voor het denken, wat jammer is, want het bereik van deze schrijver is ontegenzeggelijk erg groot.

Mankell, Henning | Zweedse laarzen

zweedse-laarzen-henning-mankellIk heb  Henning Mankell wel eens liefkozend de ‘Baantjer van Zweden’ genoemd, op basis van zijn Wallanderserie. Die vergelijking gaat voor zijn laatste (en die term is sinds zijn overlijden helaas dubbelzinnig) boek niet op.

Gewezen chirurg Fredrik Welin leidt een teruggetrokken bestaan op een eilandje voor de Zweedse scherenkust, een gebied met ondiep en vaak brak water en talrijke, meestal kleine rotsachtige eilanden, scheren genoemd. Op een nacht wordt hij wakker van de hitte en merkt dat zijn huis in brand staat. Hij weet nog net het vege lijf te redden en moet machteloos toezien hoe het huis, waar zijn ouders en grootouders eerder al in woonden, tot de grond toe afbrandt.

Het is het begin van de zoektocht van een man die al zijn vastigheid kwijt is. Er was kind noch kraai die naar hem vroeg, met uitzondering van een dochter waar hij nauwelijks contact mee heeft, een nogal opdringerige en hypochondrische buurman en wat andere kennissen op het vasteland. Zeker wanneer de brandweer en politie in een eerste fase zonder aanwijzingen de meest voor de hand liggende verklaring kiezen: hij moet het wel zelf hebben aangestoken.

De gekmakende fase direct na de brand brengt hem in contact met een aantrekkelijke vrouw en zijn dochter herstelt het contact. Andere, juist vaste waarden in het bestaan van Fredrik komen hem te ontvallen. Langzaam leert Fredrik weer wat waarde heeft in het leven.

Het is een roman die bijna experimenteel te noemen is, en dan experimenteel in de naturalistische betekenis: pak een man alles af en kijk wat er gebeurt. In die zin doet de figuur Fredrik ook wel een beetje denken aan Job. Het bevreemdende, midden in de nacht in je onderbroek op een verder onbewoond eiland te staan, het brengt de gedachten wel op gang. Mankell formuleert ze af en toe wonderschoon: ‘Hoe was het mogelijk dat kinderen, vaak heel jong nog, die een leven voor zich zouden moet hebben, zich zo rustig en bewust opstelden tegenover het feit dat ze gingen sterven? Ze lagen in bed stilletjes af te wachten wat komen zou. In plaats van het leven dat ze nooit zouden krijgen, bestond een andere, onbekende wereld die hen wachtte. Kinderen stierven bijna altijd volkomen stil.’

In de structuur van het boek maakt Mankell bijzondere keuzes: de titels ‘De oceaan der leegte’, ‘De vos rent naar Golgotha’, ‘De bedoeïen in de fles’ en ‘De trommel van de keizer’ zijn wel termen die worden gebruikt in dat hoofdstuk, maar niet direct het hele hoofdstuk opvangen. Het lijkt vooral de bedoeling de lezer te laten ervaren wat het is om alles kwijt te zijn en met je hele bestaan op drift te raken.

Kok, Arie | Nachtmotet

nachtmotet-arie-kok‘Tulpen waren ’t rood en geel. Rondom, de hyacinten forsch van steel, de sombre bloemen donkerblauw getrost, hakhout op zode’ omsloot ze, zwaar bemost.’ (citaat uit Mei, Herman Gorter)

Met deze fraaie dichtregel uit het gedicht ‘Mei’ met de beroemd geworden openingszin ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ zitten we midden in de gebeurtenissen van de korte roman Nachtmotet. Nauwkeurig lezen doet vermoeden dat bloemen een belangrijk motief vormen. Arie Kok, die debuteerde met Morie, heeft een stilistisch meesterwerkje neergezet. Een prachtig geschreven verhaal dat de lezer stof tot nadenken geeft.

De lezer leert 2 bijzondere mensen kennen die beide wonen in Villa Bethel: Hannie Havergort en Gunther Schlossherr- Bruler. Twee negentigjarigen die hun levensavond doorbrengen, wonend naast elkaar. Elk met hun eigen verleden. Elk met hun eigen verhaal. Levend in afwisselend het heden en verleden. Een aantal bewoners van de Villa vindt die Duitser maar niks. Hij houdt er eigenzinnige zaken op na, waarvan pianospelen in de nacht de meest opvallende is. Buurvrouw Hannie is de enige die gebiologeerd raakt door het majestueuze pianospel (Fruhlingslied, Mendelssohn) van de oude man. Wanneer ze hem in de nacht bezoekt om hem ook aan te spreken op zijn spel (Iedereen slaapt toch op dit tijdstip!) raakt ze in een diep gesprek verwikkeld en komen er oorlogstrauma’s boven waar Gunther nooit over heeft gesproken. De pijn van de oude baas komt stevig binnen. Je voelt mee, je leeft mee.

Het verhaal leest vlot weg, de zinnen zijn kort, puntig. De dialogen tussen met name Hannie en Gunther zijn van een verbluffende schoonheid. Aan het eind van het verhaal zitten een aantal (pijnlijke) kippevelmomenten. De troost van klassieke muziek zoals de hoofdpersonages deze ervaren is intens. Muziek is kunst en kunst is muziek (Lieder ohne Worte, Mendelssohn) in dit literaire juweeltje van Arie Kok: ‘Langzaam zie ik Mendelssohn in beweging komen en schuin wegzakken. Even blijft hij hangen, alsof hij zich niet zomaar gewonnen wil geven, maar tenslotte capituleert hij. Met een bijl hakken ze hem in stukken, die ze achter in het autootje smijten. (…) De musicus in mij, voor wat ervan over was, zou nog een daad verrichten. Ik ga zijn muziek redden. Ik blijf hem spelen tot mijn laatste snik.’ De vraag blijft echter of Arie Kok er niet nog meer uitgehaald zou kunnen hebben, het is zo’n bescheiden roman.

Nachtmotet is een verhaal dat lang blijft nazinderen, zowel qua vorm als inhoud. Dat is de kracht van literatuur. Het eind van het verhaal is subliem: ‘(…) De eerste regendruppels vallen, het zijn grote druppels. De planken van het bankje worden gestaag donker. Ze begint te neuriën, eerst op ‘mmm’ en vanaf de tweede regel op ‘aah’. Een hemelse melodie.’