Krijgsman, Edwin | Ben ik nou zo slim?

Edwin Krijgsman (1960) is auteur en vertaler van verschillende sportboeken. Met ‘Ben ik nou zo slim?’ heeft hij een heerlijk boekje geschreven over de persoon Louis van Gaal in relatie tot veel van zijn taaluitdrukkingen. ‘I always did the light out’ is zo’n gevleugelde uitspraak geworden. Deze en vele andere uitspraken passeren de sportrevue.

Januari 2017: een groot sportman en coach kondigt het einde van zijn trainersloopbaan aan. ‘Ik geloof niet, dat ik terugkeer.’ Op zich al een fraaie zin, hij gooit hiermee niet definitief de deur dicht. Dat typeert Van Gaal uiteraard. Je kunt soms alle kanten met hem op, maar tegelijk ook weer niet.

Aloysius Paulus Maria van Gaal werd geboren op 8 augustus 1951 in Amsterdam. Een heel gewone Amsterdamse jongen. Een traumatische gebeurtenis is de dood van zijn vader toen Van Gaal nog maar elf jaar was. Er zijn auteurs en sportkenners die beweren dat Van Gaal hierdoor de man geworden is, die hij is. Edwin Krijgsman doet het af als ‘complottheorieën’. Toch zegt Krijgsman: ‘Wat nog niet wil zeggen dat hij er geen heeft.’ (een trauma, red.) Van Gaal beweert dat hij er niets aan heeft overgehouden. Logisch…?

Het ontbreekt Van Gaal niet aan zelfkennis. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in dit boek. Hij schreef columns, onder andere voor De Courant Nieuws van de Dag. ‘Het moet voor hem een heerlijke manier zijn geweest zijn mening te ventileren, omdat hij niet direct werd geconfronteerd met een gehoor dat door moedwil en misverstand niet begreep wat hij de wereld wilde verkondigen.’

Krijgsman beschrijft het trainersleven van Louis van Gaal bij alle clubs waar hij coach geweest is. Dit doet hij op een levendige, speelse en humoristische wijze. Je krijgt een helder beeld van Van Gaals denk- en handelwijze als coach, technisch directeur en als mens. Het boek is gelardeerd met vele citaten en uitdrukkingen. Het maakt het al met al tot een heerlijk boekje voor tussendoor of voor in het weekend bij een winters haardvuur.

Louis van Gaal: misschien wel de beste coach van de wereld. Geniet nog een keer na van alle treffende uitspraken, verhaspelingen en eigenzinnige woorden van deze grootmeester van het voetbal.

 

John Eldredge | Jezus onze niet zo lieve Heer

John Eldredge is geboren in 1960 in Los Angeles. Samen met zijn vrouw en zoons woont hij in Colorado Springs waar hij volop geniet van de schoonheid der natuur. Eldredge is afgestudeerd ‘counseler’, schrijver en spreker. Veel mensen worden geraakt door zijn boeken en lezingen. Vol vuur, humor en liefde spreekt hij over God en Jezus. Ondanks zijn spreektalent en schrijfkwaliteiten is Eldredge echter geen predikant of pastoor, zoals hij dat zelf formuleert. In zijn boek Jezus onze niet zo lieve Heer, komen zijn kwaliteiten duidelijk naar voren. De ondertitel zegt al veel over hoe John Eldredge kijkt naar de persoon Jezus. Het boek pretendeert een ontmoeting te zijn met de speelse, tegendraadse, prachtige persoon Jezus Christus.

Meer woorden over Jezus zijn alléén nuttig als ze ertoe leiden dat we hem ervaren. Meer speculatie of meer discussie hebben we niet nodig. We hebben Jezus zélf nodig.

Een citaat uit het voorwoord dat direct duidelijk maakt wat het doel van het boek is. Een ontmoeting met Jezus.

In het boek wordt de persoonlijkheid van Jezus beschreven. Eldredge probeert vanuit allerlei invalshoeken de ‘gewone’ mens Jezus te beschrijven. Hij stelt dat Jezus vaak als een religieus persoon wordt neergezet. Iemand die zo mysterieus is dat de gewone man hem niet kan ontmoeten. Het beeld van een ongrijpbare en op afstaand staande Jezus is ontstaan door het gif dat religie heet. Jezus ‘Onze lieve Heer’, of ‘de Verlosser’ noemen verafschuwt Eldredge dan ook en noemt dit religieuze praat waar Jezus niet erg van hield. Door Jezus op dusdanige wijze neer te zetten en kritiek te hebben op de wijze waarop mensen hem in gebed aanspreken, stapt de auteur in een valkuil. Wellicht onbedoeld fileert hij de wijze waarop mensen met eerbied tot Jezus naderen. De vraag is of Eldredge zijn doel bereikt door zo een deel van de christenen tegen de schenen te schoppen.

Eldredge schrijft over de speelsheid van Jezus, over de nederige persoonlijkheid, over hoe je van Jezus kan houden en hoe prachtig hij is. De liefde die de auteur heeft voor Jezus spat er vanaf. Jezus’ liefde tot mensen en zondaren komt daardoor ook zeer goed tot uiting in het boek. Door de woordkeuze leest Jezus onze lieve Heer prettig. De voorbeelden zijn sprekend en soms lijkt het alsof je Jezus daadwerkelijk ziet wanneer hij tegen de Farizeeërs spreekt of het tempelplein schoonveegt. Met veel Bijbelse voorbeelden, aangevuld met zijn persoonlijke ervaringen, probeert Eldredge zijn visie op de persoon Jezus te ondersteunen.

De auteur leunt soms ook op (oude) schrijvers zoals Augustinus, Bonaventura, Lewis en Manning. Om Manning als New Age- aanhanger en Augustinus te citeren is in de context van het verhaal zeer verrassend, of zelfs paradoxaal, te noemen. De lezer moet daarom wel beseffen dat dit een eenzijdig boek is. Hoewel Eldredge’s liefde voor Jezus op iedere bladzijde te proeven is, schrijft hij met enige regelmaat zeer kritisch over mensen die andere ervaringen hebben dan hij. Eldredge vergelijkt die personen met de Farizeeën in de Bijbel en biedt daardoor geen enkele ruimte aan gelovigen met een andere geloofsbeleving dan die van hemzelf. Dat is jammer en zelfs respectloos te noemen.

Jezus onze lieve Heer zal dan ook niet in alle christelijke kringen geaccepteerd worden. Desalniettemin is Eldredge geslaagd in het schrijven van een aansprekend en prikkelend boek. Helaas heeft de vertaler ervoor gekozen om verschillende Bijbelvertalingen te gebruiken waardoor het soms wat verwarrend overkomt, echter is dit de auteur niet aan te rekenen en zal het grootste deel van de lezers niet hinderen.

Doedens, Anne & Mulder, Liek | Zesdaagse oorlog

 

Weet u het nog? De oorlog van juni 1967? De oorlog die de kaart van het Midden-Oosten veranderde? Daarover gaat het nieuwste boek uit de serie Oorlogsdossiers. Zesdaagse oorlog, geschreven door Anne Doedens & Liek Mulder, verhaalt over de Israëlische ‘herschepping’ van het Midden-Oosten.

De zesdaagse land- en luchtoorlog brak uit op 5 juni 1967. Getalsmatig waren de Israëli’s ver in de minderheid ten opzichte van de Arabische troepen, kwalitatief echter superieur. De goed opgeleide Israëlische militairen waren enorm gemotiveerd. Door spionage was Israël uiterst goed op de hoogte van de militaire doelen in Egypte en binnen een paar uur was de Egyptische luchtmacht murw geslagen. De strijd die volgde in de Sinaï- woestijn, maar ook de verovering van Oost-Jeruzalem en de Westbank evenals de strijd tegen Syrië op de Golanhoogten, worden in het boek gedetailleerd beschreven. De kaarten die zijn opgenomen maken de strijd geografisch inzichtelijk.

De auteurs zijn zeer duidelijk over de partij die de Zesdaagse oorlog begon: Israël. Een uitspraak van de Israëlische minister van Defensie, Moshe Dayan, laat daar geen twijfel over bestaan.

“Na rapportages over de militaire en diplomatieke situatie van de eerste minister (…) is besloten een militaire aanval te lanceren, bedoeld om Israël te bevrijden uit de omsingeling en de dreigende aanval van het Verenigd Arabisch Commando te verijdelen.”

Maar de visies zijn verdeeld wanneer men zoekt naar een antwoord op de vraag of dit een terechte actie was. Israël is de oorlog wel begonnen, maar zijn ze ook schuldig? Of moet de schuld toch gelegd worden bij de andere partijen? Deze uitdagende militante taal van de Egyptische leider Gamal Abdel Nasser is namelijk ook niet voor tweeërlei uitleg vatbaar.

“We verlangen naar de strijd, opdat we de vijand (Israël) zullen dwingen uit zijn dromen te ontwaken en de Arabische realiteit onder ogen te zien.”

Deze vragen en citaten geven een inkijkje in het boek. Het laat zien dat deze geschiedenis van verschillende kanten wordt belicht. De auteurs hebben op een fantastische manier gebruik gemaakt van historische verslagen, dagboeken van militairen en hebben gesproken met ooggetuigen. Door dit op een rij te zetten ontstaat er een genuanceerd beeld. Dit beeld laat zien dat de Zesdaagse oorlog niet zomaar te begrijpen is.

Doedens & Mulder zijn er echter uitstekend in geslaagd deze complexe situatie in het Midden-Oosten, voor en tijdens de Zesdaagse oorlog voor de lezer inzichtelijk te maken. Daarnaast beschrijven de auteurs, in korte intermezzo’s, het leven van de verschillende hoofdrolspelers. Zesdaagse oorlog is dan ook een zeer aan te bevelen boek.

Bruijn, Wilfred de | Op zoek naar mijn Frankrijk

Wie leest verkeert soms zomaar in andere landen, bij andere mensen met andere gewoontes. Een goede schrijver neemt je mee in zijn wereld en als lezer mag je delen in zijn ervaring. Zo nam Wilfred de Bruijn mij mee in zijn Parijs, zijn Frankrijk in Op zoek naar mijn Frankrijk. De Bruijn kreeg bekendheid nadat hij en zijn vriend ernstig mishandeld waren en zijn ervaringen deelde in de media. Deze mishandeling vond plaats in de periode dat in Frankrijk het legaliseren van het homohuwelijk op de agenda stond.

Hoewel deze gebeurtenis volop aandacht krijgt in Op zoek naar mijn Frankrijk biedt De Bruijn veel meer dan een verslag van en reactie op deze voor hem ingrijpende gebeurtenis. Zijn ervaringen zijn wel de aanzet tot opnieuw nadenken over wat het land waar hij al jaren woont en zich inmiddels heel vertrouwd voelt nu eigenlijk karakteriseert.

In Op zoek naar mijn Frankrijk loop je over de straten van Parijs, je ruikt de net gebakken croissants, je proeft de Franse sfeer. Je wordt meegenomen in het verleden waarmee je bijna op elke straathoek wordt geconfronteerd. Vooroordelen over ‘de Fransman’ worden bevestigd en ontkracht. Waarom is de Fransman zo afstandelijk? Welke rol spelen ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ in de samenleving?  Je leeft mee in De Bruijns pogingen om vriendschappen te sluiten, om letterlijk een voet tussen de deur te krijgen. Hij zoekt zijn contacten onder andere door maatschappelijk betrokken en actief te worden in de homowereld, maar op vriendschappelijke voet omgaan met een Fransman gaat niet vanzelf!

De Bruijn beschrijft de schoonheid van Parijs maar sluit zijn ogen niet voor de lelijkheid, voor de achterstandswijken waar het leven een gevecht om het bestaan is. Politieke en maatschappelijke problemen krijgen de aandacht en geven inzicht in het reilen en zeilen van de Franse samenleving.

Op zoek naar mijn Frankrijk is een boeiend en zeer persoonlijk boek. De Bruijn doet een poging de ziel van het land te ontrafelen en geeft zeker een inkijkje in die ziel. Of hiermee alles gezegd is, is voor mij de vraag.

Spits, Frits | De standaards van Spits 2

Indrukwekkend. Voor me ligt het tweede deel van de zeer boeiende lees- en luistergids van de meester van de taal, Frits Spits. Ach, nadere introductie van de presentator van De Taalstaat is niet aan de orde immers? De Standaards van Spits, deel 2 is een majestueuze, persoonlijke en derhalve subjectieve geschiedenis van het Nederlandstalige lied. Een genot voor het oor, een genot voor het oog, een genot voor het muzikaal geheugen.

Ronduit geweldig is dat bij dit boek 4 cd’s geleverd worden; uren muzikaal plezier, herinneringen oproepend aan reeds lang vervlogen liedjes. Soms met weemoed terugdenkend aan de ‘goede ouwe tijd’. Dan weer verrassend de wenkbrauwen omhoog, het aha-gevoel komt dan omhoog borrelen. Is het alweer zo lang geleden? Henk Westbroek met Waar ze loopt te wandelen, Boudewijn de Groot met Jimmy, maar ook Een kopje koffie van VOF de Kunst. En wat te denken van Ramses Shaffy met Zing, Vecht…? Wat volgt is een ode aan het Nederlandse lied, samengesteld door muzikaal begaafd man en neerlandicus Frits Spits. In 2 vuistdikke delen maar liefst!

Na een persoonlijke noot vooraf van Nelleke Noordervliet (‘Frits Spits leert ons te luisteren, zoals hij zelf luistert, vol verwondering, bereid tot een lach en klaar voor een traan.’) volgt de inleiding van Spits zelf, getiteld Startplaats. Het is min of meer een verantwoording van zijn liederenkeuze. ‘Het is alsof ik de regie over wat ik schrijf niet langer zelf voer. Soms is het alsof een onzichtbare hand die van mij overneemt en de pen laat schrijven. Ik ben er zelf nog het meest verbaasd over.’ Het is de hand van een andere Meester zo laat Spits doen voorkomen die hem opdraagt dit tweede deel te schrijven. Hij noemt zijn keuze een eigenwijze keuze. Hij kan ook niet anders. Het standaardwerk van Spits krijgt op deze manier wel een religieus, spiritueel getinte toon. Of het zijn bedoeling is?

Frits Spits is wat Gerrit Komrij was voor de poëziegeschiedenis. Spits behandelt in zijn korte hoofdstukken elk lied dat beluisterd kan worden middels de cd’s. Hij gaat in op de volgende zaken: arrangement, de tekstbenadering van het lied (en van ander repertoire van de zanger(es)) alsmede de uitvoering van het lied. Met gevoel voor taal (uiteraard!) en de juiste balans in zijn bespreking, neemt hij je mee door zijn boek. Bij het bespreken van het lied Suzanne van Herman van Veen zegt Frits Spits het volgende: ‘Het is als sterren kijken. Ik weet dat ik niet dichterbij kan komen, toch blijf ik het proberen omdat het verlangen om ze te leren kennen te groot is.’ De gelaagdheid van dit lied is een mysterieuze, een mystieke haast. Wil Spits die doorgronden, maar kan hij niet? Het is de moeite waard de tekst van dit lied eens te googelen. Wat Spits kenmerkt is dat hij daadwerkelijk de plaatsen bezoekt waar de liederen zich afspelen, zoals het Kronenburgerpark in Nijmegen (Frank Boeyen) en Brussel (Zjef Vanuytsel). Hij weet waar hij over spreekt. Een verdienste! Spits is eerlijk, hij durft zichzelf toe te spreken wanneer hij bepaalde liedjes vroeger niet draaide op de radio en waar hij toen de waarde op de een of andere manier niet van inzag. Nu wel…gelukkig… Spits’ reis heeft de waarde van een evaluatieve, reflectieve, soms mystieke ontdekkingstocht.

Een uitvoerige bronvermelding maakt De standaards van Spits 2 helemaal af. Dit is zo’n boek dat je wilt blijven lezen, het mag niet uit zijn. Lekker dwalen door vroeger tijd. Een muzikale reis door de wereld van poëtische liederen, carnavalskrakers en liedjes waarvan je denkt ‘moet dat nou?’ Aan te bevelen is de liederen vooraf te beluisteren, gedoseerd, om daarna de bijbehorende stukken uit het boek te lezen.

Vanderstraeten, Margot | Mazzel tov

Op een steenworp afstand van elkaar: twee  compleet verschillende werelden. In Mazzel tov neemt Margot Vanderstraeten, een Belgische studente aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen, ons mee binnen de muren van een orthodox -joodse familie. Met grote regelmaat komt ze bij de familie Schneider over de vloer om de kinderen bijles te geven. Er gaat letterlijk een wereld voor haar open. De joodse gemeenschap is een gesloten gemeenschap. Dat geldt ook zeker voor het gezin Schneider, maar het lukt Vanderstraeten om toch min of meer deel uit te gaan maken van het gezin.

Met Yakov en Elzira, de twee middelste kinderen uit het gezin, krijgt Vanderstraeten een steeds persoonlijker contact.  Hierbij komen  de verschillen tussen (orthodoxe) joden en de van huis uit Rooms Katholieke  huiswerkbegeleidster  op integere wijze aan de orde. Er is aanvankelijk onbegrip. Vanderstraeten begrijpt weinig van de manier waarop dit joodse gezin zich afzondert in de moderne samenleving van een wereldstad. Maar op integere wijze stelt ze haar vragen en krijgt zo ook antwoorden. Bepaalde aspecten van de joodse cultuur, zoals de koosjere keuken en de wijze waarop man en vrouw met elkaar omgaan worden uitgelegd.   Verschillen tussen de diverse joodse stromingen komen op heldere wijze aan de orde. Zelfs heikele onderwerpen als de Holocaust, de Palestijnse kwestie en het uithuwelijken kunnen besproken worden.

Vanderstraeten heeft zelf een relatie met een uit Iran gevluchte man. Het omgaan met mensen uit andere culturen is haar dan ook niet vreemd. Ook in die relatie zijn er grote verschillen en vaak ook onbegrip. Deze persoonlijke verhaallijn biedt een overtuigende meerwaarde aan Mazzel tov. De joodse familie mag op haar beurt ook kritische vragen aan Vanderstraeten stellen.

In Mazzel tov worden verschillen openlijk benoemd en niet weggepoetst, maar er is altijd respect en waar mogelijk worden er bruggen geslagen.  In onze,  onder druk staande,  multiculturele samenleving valt hier nog wel iets van te leren.

Vanderstraeten is zeker voor Elzira veel meer dan de ‘juffrouw die bijles komt geven’. Er ontstaat een vriendschap die de bijlesperiode overstijgt. Vanderstraeten helpt Elzira met haar beperkingen en onzekerheden om te gaan en vindt daarvoor ook bij de ouders Schneider veel waardering.

Als de bijlesperiode al lang is afgesloten, blijven de contacten. Bezoeken aan Israël, waar Vanderstraeten kennis maakt met de zeer traditioneel orthodoxe joodse gemeenschap, en New York waar de kinderen Schneider hun bestemming vinden, volgen.

Hoewel non-fictie, leest Mazzel tov als een roman. Een interessante roman die ook voor de lezer een wereld doet opengaan. Een echte aanrader!

Jaime Karremann | In het diepste geheim

Spionage, u kent het wel. Een persoon die op vijandige grond informatie verzameld. Gevaarlijk werk, de vijand mag niet merken dat je er bent. Maar spioneren met zo’n 50-70 man tegelijk? Onopgemerkt, op een paar meter afstand van de vijand? Dat lukt niemand, behalve onze Onderzeebootdienst van de Nederlandse Marine. In het diepste geheim verhaalt over verschillende operaties van de Onderzeebootdienst ten tijde van de Koude Oorlog.

Het boek gaat over de zes Nederlandse onderzeeboten die geheime operaties hebben uitgevoerd om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over Russische oorlogsschepen. De resultaten die hiermee geboekt zijn zorgden voor veel aanzien bij bevriende naties. Karreman schrijft over missies waarbij de onderzeeboten op enkele meters onder de kiel van een Russisch schip doorvoeren zonder ontdekt te worden. De spanning die dat met zich meebrengt aan boord van zo’n metalen kolos, is zo goed geschreven dat dit voelbaar is. De lezer leeft daadwerkelijk mee met de bemanning.

Het geniale aan In het diepste geheim is dat dit boek spannend is en tegelijk veel informatie over missies meegeeft. Karreman is er in geslaagd om meerdere hoofdstukken te beginnen met een goed geschreven missie, maar zodra er in die missie iets gebeurt wat herinnert aan een voorval met een onderzeeboot jaren daarvoor, beschrijft hij dat eerst om vervolgens het verhaal weer op te pakken. Zo krijgt de lezer veel informatie mee over verschillende missies door de jaren heen zonder dat het een lang, saai en technisch verhaal wordt. Chapeau!

Jaime Karreman, onafhankelijk marinejournalist die voornamelijk schrijft voor zijn eigen website Marineschepen.nl, heeft in 2017 dit boek gepubliceerd over spionage-operaties van Nederlandse onderzeeboten van 1968 tot 1991. Karreman werkte zelf een korte tijd voor de Marine en ging er later werken in burgerfunctie. Hij heeft op fantastische wijze geschreven over geheime missies in de Noordelijke IJszee en de Middellandse zee. Veel van de informatie die opgedaan is tijdens deze missie is nog geheim. Erkenning voor de Onderzeebootdienst blijft daarom vaak achterwege, maar dit boek laat zien dat onze onderzeeboten wel degelijk van belang zijn en wellicht voelt dit voor de bemanning als erkenning voor wat zij doen, tientallen meters onder de zeespiegel.

Een aanrader dus!

Tom S. van Bemmelen | 150 Palestijnse fabels

Het conflict tussen de Arabieren en Israël krijgt veel aandacht. Ook in Nederlandse media is dit het geval. Het boek 150 Palestijnse fabels gaat in op de beeldvorming die ontstaan is door berichtgeving en betiteld 150 onderwerpen als Palestijnse fabels. Veel van deze fabels domineren de publieke opinie. Op een scherpe wijze verwijst Tom S. van Bemmelen dit naar het rijk der fabelen.

Het boek spreekt over de bezetting van Gaza, over complottheorieën, over de Gaza blokkade, over Hamas, over de Islam, over het lijden van de Palestijnen, over het Palestijnse volk, over de VN, over het watertekort en nog 141 onderwerpen.

Dat de auteurs een zeer scherpe pen hebben blijkt wel wanneer men schrijft over de Palestijnse fabel die zegt dat er vrede in het Midden – Oosten komt wanneer het Arabisch- Israëlische conflict zou zijn opgelost.

“De grote problemen, zoals onderdrukkende regimes, ontbreken van mensenrechten, strijd tussen soennieten en sjiieten, moslimfundamentalisme, Jihadisme, onderdrukking van minderheden en vrouwen, zwak onderwijs, zwakke economische structuur enzovoort, hebben niets of weinig met de wereld buiten het Midden-Oosten te maken. (…) Er werden dus circa 250 keer meer moslims gedood door islamitisch geweld dan in het conflict met Israël. Dat brengt ons bij het belangrijkste punt bij deze fabel: je moet wel heel blind zijn om nu nog niet in te zien dat het de islamitische haat en moordzucht tegen mensen van een ander geloof is die het hele Midden-Oosten en Noord-Afrika kapot maakt.”

Met zo’n scherpe pen zijn de meeste onderwerpen beschreven.

De 150 onderwerpen zijn op alfabetische volgorde in het boek gedrukt. Op deze wijze is het boek eenvoudig als naslagwerk te gebruiken. Verder zijn de teksten vrij kort en duidelijk beschreven. Bij ieder hoofdstuk worden afbeeldingen of citaten geplaatst die de lezer zelf kan controleren.

In de inleiding legt de auteur uit dat het boek beter leesbaar is omdat voetnoten niet zijn toegevoegd. Dat is jammer, het bemoeilijkt namelijk het controleren van de tekst. Hoewel na enig zoeken de citaten inderdaad op internet te vinden zijn.

De auteur is een militair en politiek geschoold man. Hij was tot 1973 officier bij de Marineluchtvaartdienst en werkte tot 1980 op het ministerie van Defensie. Tegelijkertijd was hij lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en later lid van de Eerste Kamer voor de VVD. Sinds 2002 is hij voorzitter van de Nederlandse tak van de Israëlische Likoedpartij. De vereniging houdt zich bezig met informatievoorziening over en lobbyt voor de Israëlische zaak.

Het doel van dit boek is om een beter begrip te krijgen van het conflict tussen de Arabieren en Israël. Samen met Likoed Nederland en een aantal andere auteurs, wiens namen niet bekend zijn gemaakt om hun veiligheid niet in gevaar te brengen, is Van Bemmelen daar zeker in geslaagd, hoewel sommigen dit zullen wegzetten als propaganda.

Toorenaar, Jaap | Mijn vader zei altijd

Jaap Toorenaar schreef, in samenwerking met het Genootschap Onze Taal, de opvolger van Mijn moeder zei altijd. Het is een keurig verzorgd boekje geworden met heerlijke gezegdes en uitspraken die een lach en een traan oproepen, die herkenbaar zijn of volstrekt onbekend zijn, maar die je wilt gaan bezigen in de toekomst.

Mijn vader zei altijd bevat vele spreuken, gezegdes, intieme spreekwoorden en prachtige uitspraken over tal van onderwerpen: maaltijden, mannen en vrouwen, armoede en rijkdom, levenslessen, alsook items die schuren, op het randje zijn, zoals de categorie Niet bestemd voor kleine kinderen en De dood.

Toorenaar heeft bij het schrijven en samenstellen van dit boekje hulp gehad van honderden mensen die hun uitspraken instuurden na een geplaatste oproep in het taalblad Onze Taal. Ook wijdde dit tijdschrift enkele artikelen aan de mooiste uitspraken van ouders en grootouders. Toorenaar (Wilhelminadorp, 1954) is relatief onbekend, maar is een stuk bekender vanwege diverse reclameslogans die hij heeft bedacht, waaronder: ‘Calvé pindakaas. Wie is er niet groot mee geworden?’ en ‘Een beter milieu begint bij jezelf.’ Behalve met non-fictie hield hij zich ook bezig met het schrijven van en kinderboek: De jongen met de tien gezichten.

Uiteraard mogen in deze recensie enkele interessante uitspraken van ouders en grootouders niet ontbreken:

Als iemand in z’n neus peuterde, klonk het bij ons: ‘Je probeert zeker binnendoor een vuiltje uit je oog te halen.’

‘Gezondheid is niet alles, maar zonder gezondheid is alles niets.’

‘Opvoeden is jezelf overbodig maken.’

‘Familie is als medicijnen. Je moet ze doseren.’

Ook religie komt hier en daar aan bod, de ene keer ironisch, de ander keer serieuzer. ‘Wie moppert op het weer, die moppert op de Heer.’

Jaap Toorenaar heeft met Mijn vader zei altijd een boek geschreven/samengesteld dat uitnodigt tot lezen en herlezen. Leuk om in vakantietijd tot je te nemen.

 

Oord van den, Steffie | Honkvast

Steffie van den Oord, schrijfster en journaliste, brengt in haar nieuwste boek Honkvast een boeiend thema ter sprake: zeer oude mensen. Hoogbejaarden die je niet moet ‘verpotten’. Bijna hun leven lang wonen ze op de plek waar ze zijn opgegroeid. Van den Oord zocht en vond.

Met 15 hoogbejaarden heeft ze een interview. Dat levert voor Honkvast spraakmakende, ontroerende en soms grappige verhalen op. Elk interview wordt voorafgegaan door een quote uit het interview. Een motto uit het leven gegrepen. Het levensverhaal van Mia Lukkezen – Mom is ontroerend: ‘Elke zomer stonden die grafjes in bloei. Drie zusjes en een broertje. Ik tuinierde dus al vroeg.’

Het geloof speelt in sommige levens geen rol van betekenis. Het komt wel ter sprake. Mia vertelt over de dood van haar man: ‘Schrikken deed ik niet; we gaan toch, wist ik als kind al. Allemaal. Hij heeft geen doodsstrijd gehad. Dat vind ik zo nutteloos, die verlies je uiteindelijk toch.’ Met veel gevoel voor de mensen die ze interviewt, integer ook, beschrijft en vertelt Van den Oord de taal van haar ‘personages’, de soms oude riten of gebruiken, maar ook de literaire veelzijdigheid die bepaalde mensen in haar boek ten toon spreiden: zo verzamelt de een misdaadromans (enkel Agatha Christie), de ander citeert Multatuli: ‘Ik weet niet of wij zijn geschapen met een doel, of maar bij toeval daar zijn. Ook niet of een God of goden zich vermaken met ons leed… Als dit zo was, zou het vreselijk zijn.’  Met dit citaat geeft de geïnterviewde gelijk haar levensvisie mee.

Honkvast is een prettig boek, dat vlot leest. Het roept herinneringen op aan vroeger tijd. Je proeft de sfeer, ruikt de geur van het platteland, ervaart de weidsheid van het landschap rondom de bejaarde mensen. Met enige weemoed lees je de verhalen van oude huizen en de mensen die blijven. Het zeer persoonlijke levensverhaal van Stientje Kramer-Brands uit Urk is er een van intense schoonheid, puur en diep verdrietig. Onno Jan Hazekamp, een van de bejaarden, geeft nog een laatste levenswijsheid mee: ‘Geniet van het leven, had ik gelezen in de Bijbel, ook als je oud bent.’