Over Willem van Hartskamp

Bibliofiel. Passie voor onderwijs. Fervent wandelaar.

Visser, Judith | Zondagskind

Judith Visser (1978) schrijft  een indrukwekkend boek: Zondagskind. De schrijfster kwam op volwassen leeftijd er eindelijk achter wat er aan de hand was met haar, ze heeft het syndroom van Asperger. Met een frisse blik, de nodige humor en met een ontroerende, soms scherpe pen blikt ze terug op haar jeugdjaren en wat deze vorm van autisme met haar deed en doet.

Op de een of andere manier doet Zondagskind sterk denken aan dat andere prachtboek, maar met een heel ander thema: Wees onzichtbaar van Murat Isik. In beide boeken gaat het over een klein kind op weg naar de volwassenheid. Beide boeken gaan over de zo bekende jaren ’80 en ’90 dat sterk herkenning oproept omdat de reeds genoemde auteurs dezelfde leeftijd hebben als ik. In beide literaire romans gaat het over de ups en downs in de ontwikkeling van kinderen en hoe die ontwikkeling sterk beïnvloed wordt door de cultuur, door de omstandigheden en gebeurtenissen, door gezin en vrienden, door dat wat in jou zit of wat jou overkomt. Overigens, en niet geheel onbelangrijk, is de titel Wees onzichtbaar ook vaak het levensmotto geweest van de hoofdpersoon in Zondagskind. Hoofdpersoon Jasmijn Vink probeert zich vaak onzichtbaar te maken voor de ‘boze buitenwereld’.

Zondagskind is een boek dat de lezer in het verhaal sleurt van begin tot eind. Jasmijn wordt je ziel ingetrokken. Voor de duur van 478 pagina’s is de lezer niet meer zichzelf, maar Jasmijn Vink. ‘Vragen ging niet, want ik kon niet praten met grote mensen.’ Het grote probleem van Jasmijn. Hoewel… ze praat wel met haar lieve hond en met Elvis Presley…Ze zeggen immers niets terug en dat is wel zo prettig. Jasmijn heeft autisme, maar ze weet het zelf nog niet. Ook haar ouders zien dat ze anders is dan andere kinderen, maar kunnen het nog niet duiden. Dat blijft in feite het hele boek door het geval. Dat zorgt uiteraard voor schrijnende situaties, maar deze zorgen ook voor het nodige vermaak. Zo kan het dus gebeuren dat het ene moment er een traan gelaten wordt door de lezer, het andere moment tovert deze een stralende glimlach tevoorschijn.

Jasmijn wordt voortdurend aangevallen door tal van prikkels die ze niet kan wegfilteren. Dit maakt haar verward, ziek en vermoeid. Wanneer dit besef ook enigszins indaalt bij de lezer, dan kan het niet anders of je krijgt een diep gevoel van respect voor de hoofdpersoon. Voor Judith. Voor zoveel andere kinderen, jongeren en volwassenen bij wie ditzelfde zich voordoet. Hiermee is het een ode aan mensen die autisme hebben of hooggevoelig zijn.

Mooi is het te lezen dat op de flaptekst staat: ‘met vallen en opkrabbelen leert Jasmijn hoe ze zich in sociale situaties staande kan houden.’ Dat is het exact: opkrabbelen. En niet opstaan. Dat duidt immers op een directe positieve (re)actie van Jasmijn in haar soms echt moeilijke situaties. Opkrabbelen gaat met enige moeite gepaard waarbij de kans om terug te vallen aanwezig is. Van medelijden is geen sprake bij de lezer, ik geloof dat de auteur dit ook niet zou willen. Wel respect en begrip kweken voor mensen met autisme. Daarin is Judith Visser glansrijk geslaagd!

 

 

Bernart, Sandra | Ik zag Menno

Sandra Bernart debuteerde met dit fraai geschreven boek. Ik zag Menno is een tragikomisch verhaal dat je pakt van begin tot eind. Het is de verdienste van Bernart dat het verhaal ook literaire waarde heeft.

‘Het is heel reëel dat Kim en ik samen gelukkig oud zullen worden. Dat heb ik berekend. Toeval bestaat niet.’ Vincent heeft berekend dat hij gelukkig zal worden met Kim. Dit geeft de ietwat autistische hoofdpersoon de enige zekerheid in zijn bestaan. Kim en Vincent boeken op een dag hun huwelijksreis. In een van de reisbrochures ziet Menno plotseling een foto staan waarop hij zijn verdwenen en doodgewaande broer Menno ziet. Hij raakt zo geobsedeerd door wat hij ziet, dat hij alle zekerheden in zijn leven langzaam maar zeker, vastberaden als hij is, opgeeft en loslaat en op zoek gaat naar de herkomst van de foto met als doel zijn broer zien te vinden. Zijn persoonlijke queeste brengt hem in Spanje. Wanneer hij na lang zoeken, dolen, straatartieste Rosana ontmoet en haar beter en beter leert kennen ontdekt hij dat het leven dat zijn broer Menno leidde, niet gek was. De muren van Vincents zekere bestaan, met al zijn berekeningen en wetmatigheden, brokkelen langzaam maar zeker af. Hij voelt steeds meer dat juist de onzekerheid van het leven heel ontspannen is, hem voldoening biedt en hem gelukkig maakt. Deze wetenschap brengt Vincent in verwarring, maar het is er een van de gelukkige soort.

Ik zag Menno is een literaire roman met passages die flonkeren als juweeltjes. De trefzekerheid van Bernarts schrijven, de passie voor het schrijverschap dat afstraalt van de pagina’s en de goedgekozen woorden om gevoelens van personages te omschrijven maken dat deze roman literair genoemd kan worden. Een voorbeeld: ‘Of ik alle tijd had deed er wat mij betreft niet toe. Iedereen heeft alle tijd. Ik heb niet meer tijd gekregen dan iemand anders. Het is maar net hoe je met die tijd omgaat.’ Juist de eenvoud van de woorden brengt hier een diepere lading, een diepere dimensie aan.

Vincents gedachten spelen een grote rol in het verhaal, ze geven diepte aan het verhaal. Zo ook wanneer hij op een loopband staat op het vliegveld: ‘Hier op de loopband zijn we allemaal gelijken, passanten met ieder een eigen bestemming. Niet je herkomst maar je doel is wat het verschil maakt. We zijn allemaal onderweg en bevinden ons op neutraal terrein tussen het vertrouwde verleden en een onbekende toekomst, die we alvast voorzichtig hebben ingekleurd met verwachtingen en hoop.’ Geniaal, nietwaar?

Het boek gaat over observeren en zien. Op het moment dat Vincent de regie van zijn leven meer uit handen geeft en de vonk tussen hem en Rosana overslaat en ze samen aan zee zitten, antwoordt Rosana op de vraag van Vincent of er ook dolfijnen zijn: ‘Ja, die zijn hier. Soms zie je ze springen, meestal in groepjes. Maar je moet er niet naar zoeken. Dan zul je ze nooit zien. Pas als je niet meer naar ze zoekt, ga je ze zien.’

Ik zag Menno heeft een onverwacht en haast spannend einde. Vincents gedrag roept steeds meer vragen op, hij breekt met alle zekerheden en grenzen in het bestaan en overschrijdt tevens die van anderen. Sandra Bernart heeft een ge(s)laagd debuut afgeleverd!

 

 

 

McCarten, Anthony | In duistere tijden

Anthony McCarten is auteur, filmproducent en toneelschrijver. Hij is de man achter de film Darkest Hour, het scenario is van zijn hand. In duistere tijden vertelt het verhaal van Winston Churchill en heeft de basis gelegd voor de reeds genoemde film.

Groot-Brittannië was in oorlog. Door de enorm snelle opmars van Hitler-Duitsland in Europa, de Blitzkrieg genoemd, bezweek de ene democratie na de andere. ‘Met dat schrikbeeld voor ogen, zijn pen in de aanslag en een typiste bij de hand, zocht de kersverse premier van Groot-Brittannië naar de woorden die het land moesten inspireren tot heldhaftig verzet.’ Het zijn de vragen van de auteur en zijn fascinatie voor de persoon en de retoriek van Winston Churchill die het boek inhoud hebben gegeven. Een bevlogen redenaar, een groot staatsman en inspirerende leider die sprak van ‘bloed, zwoegen, tranen en zweet’ vormen de ‘eigenschappen’ van misschien wel de grootste politiek leider die er heeft geleefd. Onder andere de vraag of Churchill gespeeld heeft met de gedachte om vredesbesprekingen te beginnen met het monster Hitler komt voorbij. De schrijver geeft aan dat het erop lijkt dat dit het geval is. Waarom toch? Wat speelde er? Wat bewoog hem? De politieke druk was zo groot voor Winston Churchill dat hij ook voorwaarden aangaf en op schrift liet zetten om die besprekingen op zijn minst te beginnen en het denkproces in ieder geval vorm te geven. Er zijn critici die zijn reputatie hierdoor geschaad zien en zij vinden het onbegrijpelijk voor zo’n groots man. In de inleiding van het boek gaat McCarten hier wat dieper op in: ‘Zijn besluiteloosheid, zijn vermogen een vastberaden gezicht te trekken om het moreel hoog te houden en ondertussen na te denken over andere oplossingen, maken hem niet kleiner, maar spreken juist in zijn voordeel.’

Het zijn Churchills woorden geweest, zijn fabelachtig mooie en rake redevoeringen waarmee hij de politieke stemming veranderde, de angstige wil van een bevend volk versterkte en zijn land en volk naar de uiteindelijke totale overwinning stuurde. Wat. Een. Verhaal!

In Duistere tijden is de neerslag van de geschiedenis aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in Engeland. Het zijn de begindagen van mei 1940. Hitler viel Tsjecho-Slowakije, Polen, Denemarken en Oostenrijk binnen. Nu de rest van Europa nog. Zo wordt de politieke, roerige historie in die eerste maand van de oorlog te boek gesteld. Elk hoofdstuk begint met zwartgedrukte, dikke ‘krantenkoppen’ die (globaal)aangeven wat er speelt. Het zijn de kaders waarbinnen het verhaal valt. Dit geeft structuur, houvast aan het verhaal. Precies in het midden van het boek staat het hoofdstuk over zijn meest belangrijke toespraak, die waarin hij sprak over bloed, tranen en zweet. Niets dan dat had hij te bieden aan het begin van zijn regering, met de oorlog nog vol in het vooruitzicht. Deze redevoering is uniek. Terecht dat de auteur hier diep en lang op in gaat.

In duistere tijden is een heerlijk boek dat, mits je enigszins je hoofd erbij houdt, goed leesbaar is. Het is een gedegen werk geworden. De cover laat Winston zien, deels wel te verstaan. Maar wat hem zo markant maakt is duidelijk zichtbaar aanwezig. De kleurstelling is goed gekozen. De historie wordt afgewisseld met fragmenten uit diverse toespraken. Zo krijg je een compleet beeld van het geheel.

Een sterk staaltje leiderschap leer je ook uit het boek. Misschien niet direct toepasbaar, maar dan toch wel om erover na te denken. ‘Winston had geen talent voor vrede. Hij had een talent voor crisis en de uitdrukking daarvan, voor moed, en het oproepen daarvan, vaak voor risico’s en het onderschatten daarvan.’

Klein Haneveld, Johan | De Krakenvorst boek 1: Keruga

Johan Klein Haneveld, auteur van onder andere het non-fictieve werk De loser die wint (2015), heeft met De Krakenvorst een volgende stap gezet. Schreef hij al eerder sciencefictionromans, nu is de fantasyroman aan de beurt. En ook deel 2: Kartaalmon is inmiddels uitgekomen. Naast deze schrijverij is Klein Haneveld auteur van korte verhalen in het sciencefictiongenre, is hij eindredacteur van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en is hij behalve dol op zijn vrouw, gek van vissen en aquariums. Je zou met recht kunnen zeggen dat hij een zeer veelzijdig mens is. Ook heeft hij al diverse prijzen en nominaties in de wacht weten te slepen. .

In De Krakenvorst, boek 1, volgen we de levens van een aantal jonge mensen: Alecia, priesteres in opleiding, Tarid, half mens, half Hirita en Frelik, een jonge jongen op de vlucht voor de vijand. De levens van hen zullen, je voelt het al aan, vanzelf ineen worden gevlochten. Aan het einde van boek 1 zijn Frelik, Tarid en Peritar al bij elkaar gekomen. Elk van deze personages heeft zo zijn/haar eigen problemen, vragen en worstelingen. Keuzes maken en de consequenties dragen van die keuzes, daar draait het allemaal om. In Keruga, het priesterdom, leren we Alecia kennen. Ze worstelt met de strenge leer van de priesters. Brengen alle wetten en regeltjes echte vrijheid? Hoe verhouden deze zich ten opzichte van de Almachtige zelf? Als priesteres in opleiding zal ze een nacht doorbrengen voor de Spiegel der Dromen. Hier ontvangt ze een visioen over een gigantische inktvis die zijn tentakels spreidt over de hele wereld. Deze inktvis wordt de Kraak genoemd. Dan is er nog de Krakenvorst, een demonische heerser die het volk hoge belastingen oplegt. Dit noopt vele mensen tot wanhopige maatregelen. Alecia gaat haar boodschap overbrengen bij de koning van Kartaalmon. Hier wordt ze geconfronteerd met tegenwerking en ze wordt gedwongen te vluchten. Op dat moment vallen vijandelijke legers van buiten het koninkrijk Kartaalmon aan: de zwarte rovers (monsters) vallen de burgers aan van het koninkrijk.

Klein Haneveld weet de sfeer in zijn boek goed te beschrijven: uitgebreide natuurbeschrijvingen en gedetailleerde informatie over mensen en plaatsen liggen hieraan ten grondslag. Hij mag wel proberen om niet te lang uit te weiden hierover, zijn kracht is ook een valkuil. Interessant, boeiend zelfs, is dat hij de thematiek en de boodschap van zijn non-fictieve werk De loser die wint laat terugkomen in een fantasyverhaal. Het staan in een religie waarin je beknot wordt door regels en wetten, al dan niet schriftelijk vastgelegd, leidt niet tot echte christelijke vrijheid. De auteur zet zich hier (terecht?) tegen af. Met name het eerste gedeelte van het boek gaat hierover. Alecia worstelt hiermee en ontvlucht uiteindelijk het priesterdom. Dat heeft veel te zeggen.

De Krakenvorst laat zich lezen als een soort parabel, een gelijkenis. Veel symbolen, motieven ontleend aan het christelijke geloof vind je terug in het boek. De kerkdienst die Alecia bijwoont in het begin van het boek doet denken aan kerkdiensten waarin de dominee bekende klanken uitgiet over de hoofden van de gemeenteleden, maar die ten diepste langs je heen gaan. Een wezenlijk gevaar! Het wettische geloof tegenover het staan in de christelijke vrijheid komt diepgaand aan de orde:

‘Als iemand zich niet houdt aan de geboden, moet hij daar op worden gewezen. “Hij heeft gerechtigheid lief”, staat in hetzelfde boek. ‘En gerechtigheid staat gelijk aan het gehoorzamen van regels?’ vroeg Forina ontsteld. ‘Zoals het op tijd in de dienst komen?’ Manila knikte. ‘Op die manier dienen we de Almachtige. (…) “Geboden zijn er niet voor niets. Wie de kleine vergeet, houdt zich ook niet aan de grote”.

‘Ik voel me opgesloten, alsof ik vastzit in kettingen, die langzaam strakker worden. Alles waardoor ik tot leven kom, mijn eten en drinken, moet ik van de priesters wegdoen. Geen plezier, geen vrienden, alleen hun regels en hun boeken. Maar ik wil vrij zijn. Ik wil reizen, mensen ontmoeten, de wereld zien…’

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat mensen zich hierin, helaas, zullen herkennen. Dat deze worsteling serieus genomen wordt door een fantasyschrijver als Klein Haneveld, is een troost. Invoelend, meelevend verwoordt hij die geestelijke strijd omdat hij zelf erdoorheen gegaan is. Ik roep een ieder op om De loser die wint te lezen en daarna zijn tweeluik over De Krakenvorst.

 

 

Vuijsje, Herman | Pelgrim zonder God

De Camino, de pelgrimsweg naar Santiago de Compostela, brengt vele mensen in beweging. Veel wandelaars, pelgrims genoemd, lopen de wandeltocht vanuit een spirituele behoefte. Zij hopen de vaak broodnodige verlossing te vinden voor hun (psychische) problemen. Ze hopen die zuivering te ervaren die hen in staat stelt een nieuwe weg in te slaan op het levenspad. Zo ook de, naar eigen zeggen, atheïstische auteur Herman Vuijsje. Bijna dertig jaar geleden liep hij de wandeltocht der wandeltochten. Maar wel in omgekeerde richting. Hij begon in Santiago de Compostela. En liep vervolgens terug naar Amsterdam, het Sodom en Gomorra van het westen. Het resulteerde in een pittig boek: Pelgrim zonder God.

In Pelgrim zonder God blikt Herman Vuijsje terug op zijn wandelreis van weleer, dit doet hij in een herzien voorwoord. In mooie volzinnen, kritisch kijkend naar de religieuze en spirituele kant van de wandelzaak en met een milde (zelf)spot verwoordt hij zijn filosofische overpeinzingen:
‘Het lijkt erop dat de ‘opbrengst’ van Compostela bestaat uit datgene wat je ’t minst was en het liefst zou willen zijn.’
De tocht naar Compostela geeft zowel positieve als negatieve vrijheden betoogt Herman Vuijsje. Hij gaat dieper in op de vrijheden die de pelgrimstocht biedt: vrijheid van expressie, vrijheid van gedachten, vrijwaring van keuzen en vrijwaring van tijdgebrek. ‘Wie naar Santiago trekt, maakt zich juist los van waarden als doelgerichtheid, efficiëntie en effectiviteit. Vaak weet hij juist niet wat hij wil, maar gaat hij op pad om daar achter te komen.’
De pelgrimstocht als medicijn tegen depressies. Deze tocht functioneert als een prima antidepressivum. ‘De Santiagopelgrimage speelt in op eigentijdse noden: ze voert ons terug naar eenvoud, onopgesmuktheid en authenticiteit.’

Herman Vuijsje schrijft verderop: ‘Santiago laat zien hoezeer de grens tussen godsdienst en medemenselijkheid vervaagt en van onbelang wordt.’ De schrijver laat duidelijk voelen dat de idee van een religieuze voettocht naar het hogere, geestelijke doel er niet meer toe doet. Hij maakt daarom de keuze in omgekeerde orde de pelgrimage te volbrengen. Vanuit de middeleeuwen naar de moderne tijd trekkend. In bijna metaforische bewoordingen toont Herman Vuijsje de lezer aan dat God en godsdienst ondergeschikt is. Al het oude moet weg, welkom wetenschap en verstand! Zijn afkeer van religie toont tegelijkertijd volstrekt helder aan dat zelfs een atheïst nooit loskomt en losgezongen wordt van God. Waarom heeft hij anders de mond vol over God?

Los van het uitgebreide en boeiende voorwoord beschrijft Herman Vuijsje in Pelgrim zonder God uiteraard zijn wandelervaringen: zijn contacten met medereizigers, mooie natuurbeschrijvingen en een vertelling over de Europese ideeëngeschiedenis. Een speurtocht naar de ankers voor moraal en spiritualiteit in een wereld waarin de kerk en traditie op hun retour lijken, zo staat op de achterkant van het boek te lezen. Ik ben blij dat er staat ‘lijken’. Zo eindigt het boek niet in een atheïstische klaagzang, maar staat de deur zelfs op een kier voor diezelfde traditie en voor diezelfde kerken.

Verheijen, Sander | Ik kan er net niet bij

De ‘chef de mission’ van Hebban, de mooiste en grootste boekencommunity van Nederland, luisterend naar de naam Sander Verheijen, heeft een bijzonder boek geschreven: Ik kan er nét niet bij. Het is een boek dat overduidelijk geschreven moést worden. Een verhaal opgedragen aan Jip (nee, niet die van Janneke…), zijn vrouw, steun en toeverlaat in voor-en tegenspoed.

Het motto voorin het boek is ontleend aan een songtekst van Thomas Acda. Met name de woorden ‘Maar wat ik schrijf ben ik echt/ Zo kan ik een beetje van de wereld aan’ blijven haken in je gedachten. En dan moet je nog beginnen met het eigenlijke verhaal.

De proloog, kort en krachtig, vat de verschillende emoties die Sander ervaart, goed samen: ‘Ze zijn net vier geworden, onze jongens. Ze zouden nu naar school moeten gaan. een échte school dan. Dat is namelijk wat de bedoeling is. Dat is zoals het hoort. Als je gezonde kinderen krijgt. een wereld die ver verwijderd is van de onze.’ In de zomer van 2007 begint het verhaal. Tijdens de eerste date met Jip stelt ze doelgericht die ene vraag of Sander kinderen wil. Een roep om duidelijkheid. Zeker geen strikvraag. Wanneer Sander bevestigend antwoordt, wonen ze kort erop samen. Ze laten er geen gras over groeien.

In veel korte hoofdstukken, die zich laten lezen als columns, vertelt Sander Verheijen in Ik kan er nét niet bij openhartig en soms een tikkeltje brutaal ( oké, oké, met een knipoog) over zijn liefde voor Jip, het mentale en fysieke proces om samen kinderen te krijgen, de geboorte van zijn tweeling Willem en Maurits, de openbaring van een aangeboren hersenbeschadiging bij Willem, de ontdekking van autisme bij Maurits en niet te vergeten zijn onbegrensde liefde voor zijn trouwe viervoeter Gant. Doordat de hoofdstukken kort zijn en de schrijfstijl eenvoudig en soms ook heel beeldend is, ga je als een speer door het boek heen. Sander is een goede observator en schildert met verve dat wat hij meemaakt met zijn gezinnetje.

Heel sterk geschreven zijn de stukken waar de ogenschijnlijk stoere Sander Verheijen zijn verdriet deelt, zijn bezorgdheid uit over de toekomst van zijn kinderen. Hij laat zich keihard in zijn ziel kijken. Dat is krachtig, dat is de mannelijke man. Durf je emoties te uiten en laat je diep in je hart kijken. Toon wat je bezielt en bezighoudt, zo is Sander ook inspiratiebron voor anderen die ‘in hetzelfde schuitje zitten’. ‘Inmiddels weet ik dat verdriet gratis wordt meegeleverd bij de geboorte van een kind. Een verplichte optie, samen met geluk. En ze vechten om het hardst voor de meeste aandacht. Zo veranderen stoere kerels in softies. (…) Ook niet waar. Die stoere kerel ben ik nooit geweest.’

Laat ik openhartig zijn. Het laatste hoofdstuk van Ik kan er nét niet bij heb ik met een brok in mijn keel gelezen. Deze column is van een bijna verbluffende schoonheid. Het moment dat de beide broertjes voor het eerst uiten dat ze van elkaar houden, is zo mooi. Zo puur aan het papier toevertrouwd. Een ding blijft dan nog over: Er is altijd hoop, ondanks moeite, zorg, verdriet en pijn. De liefde overwint alles. Want die liefde zoekt zichzelf niet, maar is altijd gericht op de ander. Dat bewijst Jip. Dat bewijst Sander Verheijen.

Eyskens, Thomas | Toen met een lijst van nu errond

Uitgeverij De Arbeiderspers heeft een duidelijke, stevige band met dichter, essayist en journalist Herman de Coninck. Al het werk van deze literaire grootheid is bij hen uitgegeven. Zo ook de biografie Toen met een lijst van nu errond. In de serie Open Domein (nr. 53) verschijnt dit standaardwerk.  Dit lijvige werk, met leeslint, is geschreven door biograaf Thomas Eyskens (1976). Hij publiceerde in 2014 een literaire wandelgids door Mechelen, de geboorteplaats van Herman de Coninck. Dit werk vormde de opmaat naar zijn biografie over De Coninck.

Een bijna 600 pagina’s dik boek, vuistdik wel te verstaan, ligt op tafel. Hardcover, mooie, typische foto van de hoofdpersoon zelf, duidelijke titel met de naam van de dichter op de voorkant. Het is in een klap helder over wie we het hebben. Toch oogt de cover ietwat rommelig. Op de achterkant wordt poëet De Coninck aangeduid met de woorden ‘misschien wel de populairste dichter van de Lage Landen’. De man ‘die zijn volk poëzie leerde lezen’. Een citaat van de man zelf mag niet ontbreken: ‘Poëzie heeft niks met enige biografie te maken, maar er is een geraffineerd soort reactie tégen.’

Het boek is ingedeeld in verschillende hoofdstukken die elk een periode beschrijven uit het (literaire) leven van Herman de Coninck. Uiteraard begint het verhaal met zijn geboorte, zijn ouders, familie, zijn jeugdjaren. De liefde voor taal, het (geschreven) woord zit er al vroeg in. Herman smulde van de Arendsoogreeks en de Bob Eversboeken van Willy van der Heide. Hij schreef over Witte Veder ( de Indianenvriend van Arendsoog, red.)een gedicht:

‘Zoals Witte Veder zijn oor op de aarde kon leggen

en mededelen dat een bende bandieten in aantocht was,

zo luister ik aan taal om te weten welke betekenis

het straks weer in mijn gedicht voor het zeggen

 

zal hebben. […]’

 

Op zijn veertiende kreeg De Coninck een literaire openbaring.  Na lezing van de eerste regels van een novelle van Karel van de Woestijne wist hij dat dit nu literatuur was. De invloed van de leraren Nederlands die hij had in zijn jeugd, was erg groot. Voordragen, voorlezen en verhalen vertellen, de leraar Nederlands is tot op de dag van vandaag nog steeds van groot belang voor het aanboren van literair talent en het verkrijgen van liefde voor taal, het geschreven en ‘beleefde’ woord.

Achtereenvolgens komen de volgende thema’s langs in deze biografie: zijn vroege (jeugd)jaren, zijn studententijd, de eerste poëzieritselingen, zijn omgang met en liefde voor vrouwen ( een van de belangrijkere onderwerpen in zijn (zintuiglijke) poëzie), zijn journalistieke werk voor Humo, zijn literaire werk (uitgebreid komen gedichten aan bod) en tot slot zijn dood. Onverwacht stierf Herman in Lissabon aan een hartaanval tijdens een congres (1997).

Het is een zeer gedetailleerde, uitgebreide biografie geworden. Uitstekend gecomplementeerd door een bibliografie, register en notenapparaat. Uiteindelijk valt het alles niet te vatten in een recensie. Dit boek vraagt erom rustig en gedoseerd gelezen te worden.

Het heden leer je kennen door  te leren van je geschiedenis. Het heden kun je begrijpen door terug te kijken. Deze biografie met de boeiende titel Toen met een lijst van nu errond doet dit op een beeldige manier. Dat is de verdienste van Thomas Eyskens.

Eerder gepubliceerd op: www.hebban.nl

Krake, Frank | De laatste getuige

De laatste getuige is het intrigerende, zeer boeiende relaas van Wim Aloserij, 94 jaar oud, maar getuige zijn foto op de voor- en achterkant van het boek, jong van geest. Met een energieke uitstraling en felle, twinkelende ogen zwaait hij, als een laatste groet, naar de lezer. Opdat wij niet vergeten…

De cover van het boek liegt er niet  om: ‘de man die drie concentratiekampen en een grote scheepsramp overleefde’, zo luidt de ondertitel van dit prachtig vormgegeven boek van uitgeverij Achtbaan. Schrijver Frank Krake heeft in dit boek het levensverhaal opgetekend van Wim. Met oog voor detail en diepgang in het verhaal weet Krake de lezer vast te houden en te boeien tot de laatste minuut.

Een voorwoord van niemand minder dan Sybrand van Haersma Buma (fractievoorzitter van het CDA), ook al even ingrijpend als ingetogen neergeschreven, vormt het begin van een aangrijpende reis: ‘Het is een monument voor Wim Aloserij zelf, die de hel overleefde, en die het moedige besluit nam om meer dan zeventig jaar later zijn verhaal te vertellen.’

Het verhaal begint in 1932, de kennismaking met de vader van Wim. Wim groeit op in Amsterdam, op Kattenburg. Een dronken vader is zijn identificatiefiguur. In die persoonlijke hel ontwikkelt hij zich tot een jonge man die later juist door de confrontaties met zijn vader de andere hel weet te overleven. De verschillende tactieken die hij in zijn jeugd had aangeleerd om zijn vader het hoofd te kunnen bieden, zorgen er mede voor dat hij de hel van de oorlog weet te overleven. Ontsnappingen, onderduikperikelen en gevaarlijke situaties en omstandigheden wisselen elkaar af.

De laatste getuige heeft een bijzonder mooie vormgeving, schitterende en persoonlijke foto’s en ligt fijn in de hand, een duidelijk lettertype is ook heel prettig. Goed dat hier aandacht aan besteed is. De laatste getuige is een verhaal dat verteld moést worden, een verhaal dat niet vergeten mag worden, een verhaal dat nooit meer beleefd mag worden.

Zweden, Aaltje van | Om wie je bent

‘We gaan steeds uit van Benjamins kracht, niet van zijn beperkingen. Zo komen we ook op het idee andere ouders te inspireren met onze ontdekkingen en ervaringen, en daarmee hebben we er een uitdaging bij.’

Aaltje van Zweden, vrouw van de wereldberoemde Nederlandse dirigent Jaap en liefhebbende moeder van zoon Benjamin, heeft een schitterende ode geschreven aan haar autistische zoon Benjamin. Maar het is meer dan dat. Het is ook haar verhaal, haar levensverhaal. Die persoonlijke geschiedenis, autobiografisch, zet ze in het heldere licht van het bewogen verhaal van Benjamin. Ogenschijnlijk losstaande gebeurtenissen hebben alles met elkaar te maken. Die verstrengeling van verhalen en gebeurtenissen maken dit boek helemaal af. Om wie je bent is gevoelvol, eerlijk en soms meedogenloos geschreven.

Om wie je bent lag al een tijdje op me te wachten. Eenmaal ter hand genomen hebbend, kon ik tot en met bladzijde 25 doorlezen, om het vervolgens even weg te leggen. Ik kon niet verder… Het verhaal kwam te dicht bij. Haar verhaal werd mijn verhaal, ons verhaal. Vol verbazing las ik passages voor aan mijn vrouw. Herkenning was het sleutelwoord. Dit is een van de redenen geweest van Aaltje om haar verhaal aan het papier toe te vertrouwen. Zelf heeft ze het moeilijk gehad met de totstandkoming van het boek: ‘Want hoe doe je dat eigenlijk, een boek schrijven over je autistische zoon? Hoe tref je de juiste toon? Hoe vat je in woorden wat niet uit te drukken lijkt? Hoe breng je over welke wereld van gevoelens er schuilgaat achter het moeder worden van een kind met een handicap?’

Om wie je bent gaat over Benjamin. Gaat over Aaltje. Gaat over haar ouders. Levens raken genadeloos verstrikt met elkaar. Een boek dat gaat over vasthouden en leren loslaten. Over betrokkenheid en diepe loyaliteit aan elkaar. Over liefde die de boventoon voert. Over wilskracht, doorzettingsvermogen. Benjamin komt in 1990 ter wereld in het muzikale gezin van Van Zweden. Al snel voelt moeder Aaltje aan dat er iets mis is met haar zoon, derde kind in een rij van vier. Wanneer de diagnose autisme en een verstandelijke beperking uiteindelijk gesteld wordt, is dat uiteraard in eerste instantie een forse klap. De weg naar therapieën, allerlei ‘peuten en logen’ is hiermee gebaand. Het hebben van een kind met een handicap heeft voor het gezin Van Zweden enorme impact. Het zet relaties onder druk. Spanningen nemen toe. Aaltje stapt naar psychiater Jan Foudraine. Ze werd overvallen door hem toen hij zei: ‘Zo, en nu zullen we het om te beginnen maar eens over jou hebben.’ “Door de intensieve gesprekken kreeg ik inzicht in mijn eigen verleden, leerde ik het meisje kennen dat ik ooit was en mijn verleden accepteren.’ Benjamin gaf haar de kracht, zo kwam ze tijdens het schrijfproces van dit boek te weten. Een intensieve weg door het land en het oerwoud van de therapie volgt. Zoveel vrijwilligers die zich vol passie inzetten voor Benjamin, met grote positieve gevolgen. Aaltje die het Papageno Huis heeft opgericht, het krijgt allemaal een fraaie plaats in dit mooie boek.

 Om wie je bent is een boek dat de lezer door diepe dalen doet gaan, maar je ook brengt op grote, succesvolle hoogtes. Een boek dat een happy end kent, maar wel via omwegen je daar brengt. Verleden en heden worden prachtig, rauw en soms emotioneel beschreven. Dit boek boeit van begin tot eind door de prettige schrijftrant van de auteur. Mooie familiefoto’s verluchtigen de ernst van het verhaal.

Groot respect voor Aaltje en Jaap, voor zoon Benjamin en de andere kinderen. Familie van Zweden, ik buig voor jullie en neem mijn petje voor jullie af! Het was goed om even mee te mogen lopen en zo een inkijkje te krijgen in jullie (gezins)leven.

Krijgsman, Edwin | Ben ik nou zo slim?

Edwin Krijgsman (1960) is auteur en vertaler van verschillende sportboeken. Met ‘Ben ik nou zo slim?’ heeft hij een heerlijk boekje geschreven over de persoon Louis van Gaal in relatie tot veel van zijn taaluitdrukkingen. ‘I always did the light out’ is zo’n gevleugelde uitspraak geworden. Deze en vele andere uitspraken passeren de sportrevue.

Januari 2017: een groot sportman en coach kondigt het einde van zijn trainersloopbaan aan. ‘Ik geloof niet, dat ik terugkeer.’ Op zich al een fraaie zin, hij gooit hiermee niet definitief de deur dicht. Dat typeert Van Gaal uiteraard. Je kunt soms alle kanten met hem op, maar tegelijk ook weer niet.

Aloysius Paulus Maria van Gaal werd geboren op 8 augustus 1951 in Amsterdam. Een heel gewone Amsterdamse jongen. Een traumatische gebeurtenis is de dood van zijn vader toen Van Gaal nog maar elf jaar was. Er zijn auteurs en sportkenners die beweren dat Van Gaal hierdoor de man geworden is, die hij is. Edwin Krijgsman doet het af als ‘complottheorieën’. Toch zegt Krijgsman: ‘Wat nog niet wil zeggen dat hij er geen heeft.’ (een trauma, red.) Van Gaal beweert dat hij er niets aan heeft overgehouden. Logisch…?

Het ontbreekt Van Gaal niet aan zelfkennis. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in dit boek. Hij schreef columns, onder andere voor De Courant Nieuws van de Dag. ‘Het moet voor hem een heerlijke manier zijn geweest zijn mening te ventileren, omdat hij niet direct werd geconfronteerd met een gehoor dat door moedwil en misverstand niet begreep wat hij de wereld wilde verkondigen.’

Krijgsman beschrijft het trainersleven van Louis van Gaal bij alle clubs waar hij coach geweest is. Dit doet hij op een levendige, speelse en humoristische wijze. Je krijgt een helder beeld van Van Gaals denk- en handelwijze als coach, technisch directeur en als mens. Het boek is gelardeerd met vele citaten en uitdrukkingen. Het maakt het al met al tot een heerlijk boekje voor tussendoor of voor in het weekend bij een winters haardvuur.

Louis van Gaal: misschien wel de beste coach van de wereld. Geniet nog een keer na van alle treffende uitspraken, verhaspelingen en eigenzinnige woorden van deze grootmeester van het voetbal.