Auteur archieven: Jan Jaap Karsten
Verweerd, Joke | Retour Rantepao
In het laatste boek van Joke Verweerd worden Wouter en Ine (en hun dochtertje Mirjam) uitgezonden naar Rantepao in Indonesië om het evangelie te brengen. Je kunt je voorstellen hoe vol van hun roeping ze moeten zijn geweest, hoe vol vertrouwen dat ze het juiste deden en dat God hen zou steunen. Terwijl ze in Indonesië hun werk doen, raakt Ine in verwachting van Daniël. Helaas functioneert Daniëls hart niet helemaal zoals het hoort en hij komt na twee jaar te overlijden. Ine kan deze gebeurtenissen maar geen plekje geven, ze wijt het aan Indonesië en uiteindelijk keert het gezin gefrustreerd terug naar Nederland. Daar doet Wouter zijn uiterste best het Ine naar de zin te maken en haar te steunen in haar verdriet, waar ze maar niet overheen weet te komen. Deze verhaallijn sleept een beetje.
Met Mirjam gaat het intussen ook niet goed: ze leidt een leven dat je met recht losjes kunt noemen. Ze heeft vriendjes bij de vleet, maar geen van deze steelt werkelijk haar hart. Dat ze haar hart zo moeilijk geeft, heeft ook te maken met haar verleden. Steeds als ze zich aan iets of iemand hechtte, moest ze die omgeving of die persoon gaan missen. Zo weet ze zich sterk verbonden met Firman, de pleegzoon die bij hen in huis woonde. Die is weliswaar met het gezin meegegaan naar Nederland en heeft er gestudeerd, maar kon niet wennen en is teruggaan naar Indonesië. Opnieuw een verlies en een beproeving voor een toch al beschadigd hart.
Het boek begint als Mirjam een relatie krijgt met de ongelovige Jeroen. Het voelt heel goed, ze is echt verliefd en hij heeft werkelijk interesse in haar. Maar dan stuurt Firman een bericht, waarin hij aankondigt naar een afgelegen gebied in Indonesië te gaan om het evangelie te brengen. Dit zet de zaken behoorlijk op zijn kop bij zijn pleegfamilie. Uiteindelijk is het Jeroen die Mirjam de kans geeft naar Indonesie te gaan, om Firman op weg te helpen met zijn missie. De al te snelle bekering van Jeroen is een tikje obligaat.
Het is een typisch boek voor Joke Verweerd. De ‘kleine’ psychologie, het Indonesische decor, de structuur met de wisselende perspectieven, de liefde, de familiegeschiedenis: we hebben het allemaal al gezien in eerder werk van haar. Toch is het een boek dat ze in opdracht schreef van de gereformeerde zendingsbond, die haar verzocht dit boek te schrijven ter ere van het 100-jarig bestaan van de Torajakerk. Blijkbaar is de opdracht haar op het lijf geschreven.
Joke Verweerd is natuurlijk ook een ervaren schrijfster. Ze weet als geen ander een sfeer op te roepen en de gelaagdheid van het boek trekt je naar het einde: zowel het verwerken van het verdriet, de liefde en het avontuur laten je lezen tot de laatste bladzijde is omgeslagen.
16 mooiste bibliotheken op aarde
Afbeelding
James, Steven | Misleiding
Steven James is een grootheid onder de christelijke auteurs aan het worden. Met Misleiding levert hij alweer de negende thriller over Patrick Bowers af en dan heeft hij er ook nog twee over Jevin Banks geschreven. Maar niet alleen kwantiteit maakt hem tot een grootheid, ook de kwaliteit van zijn werk. Ook Misleiding is weer top en gaat qua verhaallijn vooraf aan de eerdere thrillers. Een beetje een James Bond-move, zullen we maar zeggen.
Patrick Bowers is een ervaren FBI-agent (40 jaar, 8 jaar bij de FBI). Hij moet een plaats delict nader bekijken en treft daar een man aan die behoorlijk in de war is, hem aanvalt en nadat hij het gevecht verloren heeft van het balkon springt en sterft. Het is het begin van een bijna onontwarbare zaak. De zelfmoordenaar in kwestie blijkt namelijk banden te hebben met een netwerk aan criminelen, die insteken op de verwerpelijkste behoeften van mensen: pedofilie. Onder stevige tijdsdruk maakt Patrick Bowers jacht op het brein achter dit riool van de mensheid. Steven James legt een gedetaileerde kennis aan de dag van de manier waarop dergelijke netwerken in elkaar steken. Hij beschrijft uitgebreid hoe bijvoorbeeld het TOR-netwerk functioneert en hoe dat allemaal weer wordt gevolgd door het ICSC, een organisatie die opkomt voor de rechten van het kind.
Het onderwerp is eigenlijk te gruwelijk voor een amusante thriller, maar, zo zegt James in een nawoord: ‘… het verhaal is verzonnen, de aard van de misdaden niet.’ Hij kiest er dan ook bewust voor niet de misdaden te beschrijven, maar vooral de reactie van de mensen te tonen. Sowieso is James er sterk in om met vertelstandpunten positie te kiezen. Waar veel christelijke auteurs worstelen met het samenbrengen van realistische hardheid en de christelijke levensstijl in een persoon, kiest James ervoor de hoofdpersoon een christelijke vriendin te geven. Het maakt de thriller compromisloos, wat zeldzaam is voor een christelijke thriller.
Wel vind ik de hoofdpersoon dusdanig onberispelijk, dat het bijna irritant wordt. Hij doet wel eens wat verkeerd (hij gebruikt ongevraagd de kamer van de dochter van zijn vriendin, nou nou), maar het schuurt nergens. Iets meer diepgang was fijn geweest, zeker nu James daarvoor voor zichzelf de ruimte heeft gecreëerd. Ook de passage over piracy en copyright doet schijnheilig aan in de context.
Maar alles met alles een lekkere thriller en die moet je ook niet kapot analyseren op verteltechniek. Want wie voor het spannende verhaal gaat, krijgt van Steven James waar voor zijn geld.
PS: wel een verbale draai om de oren voor de corrector, want ik stuitte op nogal wat slordige spelfouten.
Mitchell, David | Doorgang
Tijd is een belangrijk motief in de verhalen van David Mitchell. Tijd, of eigenlijk het spel met de tijd, het op losse schroeven zetten van de ijzeren wetten van de tijd. Wie die wet laat varen (wat binnen de kaders van een fictief verhaal natuurlijk prima kan), krijgt ineens vrijwel onbeperkte mogelijkheden. Mitchell deed het in De Tijdmeters, hij doet het opnieuw in Doorgang.
In 1979 bezoekt Nathan met zijn moeder het huis aan Slade Alley van een rijke gravin, dat nogal moeilijk te vinden is. Moeder mag er proefspelen op de piano, terwijl Nathan zich moet vermaken met de bijdehante zoon van de gravin. In 1988 gaat een agent op een verder onduidelijk onderzoek uit en stuit op een poortje in Slade Alley en gaat er naar binnen. In 1997 besluit een groepje studenten, geïntrigeerd door een oud politierapport uit 1988, op onderzoek te gaan in Slade Alley. Zo zijn er nog meer gebeurtenissen in 2006 en 2015. En bijna allemaal met eenzelfde afloop: er verdwijnt iemand in de coulissen van de tijd. Meer wil ik er eigenlijk niet van zeggen om de plot niet weg te geven, maar het zit erg ingenieus in elkaar.
Mitchell blinkt uit in het neerzetten van geloofwaardige personages en omgevingen. Er zijn weinig schrijvers die zo goed een wereld kunnen oproepen waar je in gelooft, waarbij de kilte langs je ruggengraat strijkt of de zon op je huid brandt. Het maakt dat hij als geen ander in staat is je mee te slepen in een andere wereld, waar niets is zoals je het gewend bent en waardoor de gebeurtenissen onder je huid kruipen en nog lang in je dromen meegaan.
Prachtig ook om te zien hoe Mitchell bouwt aan een oeuvre. Personages uit Tijdmeters spelen ook weer een (bij)rol in Doorgang. Het doet denken aan de reeks De donkere toren van Stephen King. Dat Mitchell Stephen King hoog heeft zitten, mag blijken uit het feit dat hij hem vereert met een vermelding in zijn boek. Maar ook zonder die vermelding is de gelijkenis tussen de schrijvers treffend: het loslaten van natuurwetten, de betoverende sfeerbeschrijvingen, de personages die uit het boek breken, de smeuïge dialogen, de continue verkenning van het kwaad: het is zo herkenbaar.
Jammer dat Mitchell altijd wel een personage invoegt dat grof in de mond is. En niet iedereen is dol op het spel met de natuurwetten, wat natuurlijk als magie kan worden uitgelegd. Maar ik moet toegeven: voor mij is dit guilty pleasure.
Personal Library Kit
Afbeelding
John Hopkins’ personal library
Afbeelding
Schmidt, Annie M.G. | Die van die van u
Het is wonderlijk hoe men door kritisch te zijn ten opzichte van een elite juist opgenomen kunt worden in diezelfde elite. Als Schmidt ernaar zou hebben gestreefd, was dat waarschijnlijk juist niet gelukt. Want zeker haar eerste gedichten (1947-1950) zijn schattig, maar zelden ontroerend. Grappig-kritisch, maar nooit wereldveranderend. Mooi woordenspel, maar nooit beeldschoon.
Neem bijvoorbeeld het gedicht ‘En nu de natuur in‘. Het begint met de opmerking dat de dichter studeert als biologe, maar daarna komt een bijzonder luchthartig stukje prietpraat waarin nog wel de namen van allerlei flora en fauna genoemd wordt, maar wat toch vooral het meest weg heeft van een parodie op het werk van Gezelle. Als men het zo bekijkt, zit het tegen een sarcastische imitatie aan. Ook het gedicht ‘Leeszaal‘, dat opent met de zin van Kloos: ‘Ik ben een god in ‘t diepst van mijn gedachten,’ om te vervolgen met ‘maar in de bibliotheek een volontair’. Puur satire. Je moet er van houden.
Het is dan ook het leukst om enkele gedichten uit de eerste periode te lezen en dan ineens naar het einde te gaan, waar men gedichten vindt als ‘Op een mooie pinksterdag‘.
Op een mooie Pinksterdag
Als ‘t even kon
Liep ik met m’n dochter aan het handje in het
parrekie te kuieren in de zon
Gingen madeliefjes plukken,
eendjes voeren,
eindeloos.
‘Kijk nou toch, je jurk wordt nat,
je handjes vuil,
en papa boos.’
Vader was een mooie held.
Vader was de baas.
Vader was een duidelijke mengeling van Onze
Lieve Heer en Sinterklaas.
‘Ben je bang voor ‘t hondje?
Hondje bijt niet.
Papa zegt dat hij niet bijt.’
Op een mooie Pinksterdag
met de kleine meid.
Als het kindje groter wordt,
rosie in de knop,
zou je tegen alle grote jongens willen zeggen:
‘handen thuis en lazer op.’
‘Hebbu dat nou ook meneer?’
‘Jawel, meneer,
precies als iedereen.
Op een mooie Pinksterdag
Laat ze je alleen.’
Morgen kan ze zwanger zijn.
‘t Kan ook nog vandaag.
‘t Kan van de behanger zijn
of van een Franse zanger zijn
of van iemand uit Den Haag.
Vader kan gaan smeken
en gaan preken
tot hij purper ziet.
Vader zegt ‘pas op m’n kind,
dat hondje bijt.’
Ze luistert niet.
Vader is een hypocriet.
Vader is een lul.
Vader is er enkel en alleen maar voor de centen en
de rest is flauwe kul.
Ik wou dat ik nog één keer
met mijn dochter
aan het handje lopen kon.
Op een mooie Pinksterdag
samen in de zon.
Hoewel er nog steeds de bijterige toon in zit en de met opzet schunnige taal (detail: Leen Jongewaard die het liedje uitbracht als singletje en er een hit mee scoorde, zong ‘Vader is een nul‘), is de angst en weemoed van elke vader die de onschuld van zijn dochter ziet verdwijnen goed in het gedicht gestopt.
Deze bundel van Schmidt mag niet in uw boekenkast ontbreken, simpelweg omdat ze uniek is. Ze heeft een genre ontwikkeld, dat ze vrijwel in haar eentje bevolkt. En ook al heeft ze niet het Grote Idee, ze slaat veel spijkers op de kop.
Palmen, Connie | Jij zegt het
Ook al schrijft Connie Palmen niet veel ‘grote romans’, ze is een absolute grootheid in de Nederlandse literatuur. Haar boeken De vriendschap en I.M. zijn zeer het lezen waard. In dit boek, dat eigenlijk een postume, fictieve autobiografie van Ted Hughes is, wordt vooral ingezoomd op zijn relatie met Sylvia Plath.
Palmen heeft zich voor dit boek moeten inleven in de persoon Ted Hughes. Dat lijkt me geen makkelijke opgave, want Hughes is een persoon wiens integriteit veel in twijfel wordt getrokken, vooral door liefhebbers van het werk van zijn vrouw. Ted Hughes is namelijk tot over zijn oren verliefd geworden op Sylvia Plath en zij op hem. Samen beginnen ze aan een heftige relatie, waarin ze beiden volledig in elkaar opgaan. Bij een eerste periode van gescheiden zijn valt op beiden een dusdanige somberte, dat ze elkaar toch maar snel weer opzoeken. Het tekent de relatie, want een dergelijke verbondenheid (waarbij elke afwezigheid verdacht wordt gemaakt) is uiteindelijk niet gezond.
Het verhaal is verzonnen, maar de personen en openbare feitelijke gebeurtenissen kloppen. Palmen schreef met I.M. een werk dat ze zelf ‘autobiofictie’ noemde. Dit boek is dat ook, maar dan zonder ‘auto’. We krijgen de zaak volledig van de kant van Hughes te horen, waarbij hij door het hele boek heen meteen al uitlegt dat al die gebeurtenissen onafwendbaar zouden uitlopen op een slecht einde. Hoewel hij dat invoelend doet, wast hij ook voortdurend zijn handen in onschuld. Deze ambivalentie roept des te meer bewondering op voor Palmen, want gedurende het lezen had ik steeds het gevoel een tekst van Hughes te lezen, terwijl elke letter echt door Palmen is opgeschreven. Het is al bijzonder moeilijk je grondig in te leven in een persoon, hoe moeilijk moet het zijn je in te leven in een persoon die waarschijnlijk zelf verscheurd wordt door twee grondemoties.
Hughes trekt de tussenkomst van een bevoegde arts in twijfel, terwijl zijn eigen aanpak nogal zwaar op zijn occulte voorkeuren leunt. Hij is bezig met astrologie, horoscopen, hypnose en het ouija-bord. Als zijn vrouw het af en toe moeilijk heeft, past hij deze technieken toe om haar te helpen. Zo is de vader van Plath overleden toen ze drie jaar was, en lukt het hen via het ouija-bord informatie over hem te verkrijgen. Maar het helpt allemaal niet haar geestelijke problemen te overwinnen. Ik vind het persoonlijk ook een bedenkelijke zaak om dit soort krachten in te schakelen voor wat voor probleem dan ook, omdat uit het boek ook duidelijk blijkt dat ze die niet onder controle hebben.
Het boek leest makkelijk, maar er zit wel een flinke dosis verwijzingen naar literaire voorbeelden en verwanten in van zowel Hughes als Plath. Ik mis dan trouwens weer de teksten die Hughes en Plath hebben gepubliceerd (behalve het motto), die op bepaalde momenten zeker passend zouden zijn geweest. Maar wie zich daar niet aan stoort, treft ook een hartverscheurend verhaal aan over een man en een vrouw die niet zonder, maar uiteindelijk ook niet met elkaar kunnen leven. En wie Sylvia Plath googelt, komt er al snel achter dat dat niet goed kan aflopen.
Zeg me wat je leest en ik vertel je wie je bent
Wie heeft er nou nog nooit emoties gevoeld bij het lezen van een boek? Wie heeft er niet gehuild bij Peerke en z’n kameraden (W.G. van den Hulst), toen Peerke huilend moest vertellen dat hij geen benen meer had? Wie heeft zich niet bescheurd van het lachen om bijvoorbeeld Beekman en Beekman (Toon Kortooms), die het altijd zo weten te manoeuvreren dat de arme Hendrik van Ham de klappen opving die zij verdienden?
Hoe kan dat nou, dat een boek zoveel in je losmaakt, dat een goed verhaal je niet koud laat en emoties in je oproept als ware het dat de gebeurtenissen je zelf overkomen of dat je er ooggetuige van bent? Een van de belangrijkste redenen is het proces van identificatie dat optreedt bij het lezen.
Identificatie is een term die we kennen van de identificatieplicht. Als je jezelf moet identificeren, moet je aantonen dat jouw identiteit overeenstemt met de congruerende identiteit die bestaat in de boeken van de Nederlandse regering. Je laat zien dat de persoon die omschreven is dezelfde persoon is als de persoon die jij bent. In zekere zin is dat hetzelfde wat er gebeurt bij het lezen van een boek. Je identificeert jezelf met een personage in het boek. Je neemt voor de tijd van het lezen aan dat jij die persoon bent, dat jouw identiteit dezelfde is als die van het persoon uit het boek. Wat die persoon overkomt, overkomt jou, wat die persoon ziet, zie jij en wat hij ervaart, ervaar jij.
Dat proces moet optreden om van een boek te kunnen genieten. Hoe vaak gebeurt het niet dat een lezer zegt: het boek kreeg me maar niet te pakken, ik heb het weggelegd. Of: ik moest de eerste 100 pagina’s door en toen kwam ik er echt in. Dat komt doordat het proces van identificatie niet of pas laat op gang komt. Als het proces echt niet op gang komt, dan wordt het lezen van een boek een opgave, die aanvoelt als corvee. Als het proces goed op gang komt, kun je je echt in een andere wereld wanen en de emoties ervaren die de persoon met wie je je hebt geïdentificeerd ook ervaart.
Uiteraard stelt de schrijver alles in het werk om identificatie te laten optreden en wil hij ook bepalen met wie je je identificeert. Vooraf zou je zeggen dat je je altijd identificeert met de persoon die qua karakter en overtuigingen het dichtst bij jou staat, maar een schrijver kan ook een misdadiger of een overspelig persoon aanreiken als identificatiefiguur. Hij laat je je eerst vereenzelvigen met dat personage en laat hem vervolgens handelen op een manier die je normaal gesproken zou veroordelen.
Dat zet de deur open voor een schrijver om je te laten nadenken over bepaalde spannende thema’s. In de volgende korte film bijvoorbeeld wordt dat schitterend zichtbaar.
Het verhaal gaat over een oude man, wiens kinderen een plekje voor hem en zijn vrouw hebben geregeld in een tehuis, waar hij helemaal geen zin in heeft. Hij is aan het eind van zijn leven, heeft al die tijd op een heerlijke, afgelegen boerderij gewoond en wil daar sterven. Je voelt zijn emotie, begrijpt zijn verlangens. De schrijver prijst de boerderij natuurlijk aan als paradijs en zet het tehuis weg als een vreselijke plek. Dan overlijdt zijn vrouw en de boer wil niets liever dan met haar eeuwig rusten. Normaal gesproken zou je suïcide afkeuren, maar doordat je zo’n eind met de schrijver (in dit geval de filmmaker) bent meegesleept en voorbereid, ben je ineens bereid om suïcide als een optie te gaan zien.
Een schrijver neemt je dus mee, bijna aan een onzichtbaar touwtje. Dat touwtje is niet onbreekbaar: als een schrijver niet zorgvuldig opbouwt of zijn hoofdpersoon al te grove handelingen laat uitvoeren, kan een lezer zich al te ongemakkelijk voelen en alsnog afhaken. Uiteindelijk leest dus iedereen het liefst het boek dat hem of haar het best past, en zo zegt datgene wat je leest ook veel over wie jij bent.
Wie bijvoorbeeld Blackstock, Thoene of Heitzman leest, is waarschijnlijk iemand die zoekt naar veiligheid en geborgenheid. Wie Grisham leest, identificeert zich graag met underdogs, intelligentie en snedigheid. Wie Lee Child leest, herkent zich eerder in moed en lichamelijke kracht. Het is een beetje generaliserend, maar je snapt het punt.
Is identificatie nou het enige argument om een boek te waarderen? Nee, natuurlijk niet. Mensen kunnen ook genieten van mooie zinnen, van fraaie natuurbeschrijvingen, van andere culturen. Ook een simpele reden als: ‘Ik ben eraan begonnen en nu maak ik het af ook’ kan een voldaan gevoel geven over een boek. Maar overdracht van emoties, dat hangt toch wel heel sterk samen met de mate waarin je jezelf kunt overgeven aan de gedachte dat het boek over jezelf gaat.